Rekestnummer R03/396

Datum
Instantie
BER NL
Merk
EURO-DISPLAY
Depotnummer
Deposant
Verpackung + Display Stabernack JR Partner GmbH & Co.,
Tekst

Uitspraak : 18 september 2003
Rekestnr. : R03/396

Het Gerechtshof te 's-Gravenhage, kamer MC-5
heeft de volgende beschikking gegeven op het verzoek van :

de vennootschap naar buitenlands recht
Verpackung + Display Stabernack JR Partner GmbH & Co.,
gevestigd te Fulda, Duitsland,

verzoekster,
hierna ook te noemen: Stabernack,
procureur: mr R.W.L. Russell,
advocaat: mr W.O. Russell (Amsterdam),

tegen

het Benelux-Merkenbureau,
gevestigd te 's-Gravenhage,

verweerder,
hierna ook te noemen: BMB,
procureur: mr C.J.J.C. van Nispen.

De procedure

Bij op 20 mei 2003 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift heeft Stabernack het hof verzocht het Benelux-Merkenbureau te bevelen over te gaan tot inschrijving in het merkenregister van het teken EURO-DISPLAY primair voor de waren in klasse 16 waarvoor inschrijving is verzocht, subsidiair voor bedoelde waren met daarbij de vermelding "een en ander met uitzondering van displays", met veroordeling van het Benelux-Merkenbureau in de kosten van het geding. 

Het Benelux-Merkenbureau heeft bij op 2 september 2003 ter griffie van het hof ingekomen verweerschrift verzocht het verzoek van Stabernack af te wijzen, met veroordeling van Stabernack in de proceskosten. 

De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 8 september 2003. Partijen hebben daarbij hun standpunten doen toelichten aan de hand van pleitnotities, Stabernack door haar voornoemde advocaat en het BMB door zijn procureur; daarbij heeft het BMB producties in het geding gebracht. 

Beoordeling van het verzoek

1. Het verzoekschrift is tijdig ingekomen. 

2. Uit de processtukken en de stellingen van partijen is het volgende gebleken. 

a. Stabernack heeft op 5 februari 1999 voor het teken EURO-DISPLAY inschrijving als gemeenschapsmerk aangevraagd, welke aanvrage is omgezet in een aanvrage van een Benelux-merk onder depotnummer 0200257 van het woordmerk EURO-DISPLAY voor de volgende warenklasse: 
16. Papier, karton, en hieruit vervaardigde producten voor zover begrepen in deze klasse; drukwerken, verpakkingsmateriaal van papier, karton, plastic voor zover begrepen in deze klasse. 

b. Het Benelux-Merkenbureau heeft bij brief van 29 mei 2002 de gemachtigde van Stabernack laten weten de inschrijving van het depot voorlopig te weigeren. Als reden(en) heeft het Benelux-Merkenbureau opgegeven: 

"Het teken EURO DISPLAY is uitsluitend samengesteld uit de gebruikelijke aanduiding EURO en de soortnaam DISPLAY en mist ieder onderscheidend vermogen voor de in de klasse 16 genoemde waren met betrekking tot een dis-play (zie artikel 6bis, eerste lid onder a. van de Eenvormige Beneluxwet op de merken (hof.- hierna ook BMW (...). De toevoeging van het voorvoegsel EURO heft het gebrek aan onderscheidend vermogen van het teken niet op." 

c. Namens Stabernack is bij brieven van 3 juni 2002 en 27 november 2002 bezwaar aangetekend tegen de voorlopige weigering van de inschrijving van het depot. 

d. Het BMB heeft in de namens Stabernack aangevoerde bezwaren geen aanleiding gezien zijn voorlopige weigering te herzien (brieven 25 juli 2002 en 18 februari 2003). 

e. Hef BMB heeft bij brief van 21 maart 2003 aan de gemachtigde van Stabernack mededeling gedaan van zijn beslissing, houdende definitieve weigering van de inschrijving van het depot. 

3. Stabernack heeft op de voet van artikel 6ter BMW het hof verzocht het BMB te bevelen over te gaan tot inschrijving van het teken EURO-DISPLAY voor de -hierboven genoemde- waren in klasse 16 waarvoor inschrijving is verzocht en subsidiair voor voormelde waren met de vermelding "een en ander met uitzondering van displays». 
Het BMB heeft verzocht het verzoek af te wijzen. 

4. Het hof heeft in zijn beschikking van 3 juni 1999 in de zaak KPN/BMB inzake het teken POSTKANTOOR (Bijblad bij De Industriële Eigendom 1999, nr. 82, blz.303) vragen van uitleg van de Eerste richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988, betreffende de aanpassing van het merkenrecht der Lid-Staten, PbEG 1989, L 40 (hierna: de richtlijn) gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna ook te noemen: HvJ EG). Tevens zijn in die beschikking aan het Benelux-Gerechtshof vragen van uitleg van de BMW gesteld. 

Van deze vragen van uitleg zijn in deze procedure met name de volgende van belang: 

Xlll.a: is het verenigbaar met het stelsel van de richtlijn en het Verdrag van Parijs, dat een teken wordt ingeschreven voor bepaalde waren of diensten met de beperking dat de inschrijving slechts geldt voor die waren of diensten voor zover deze een bepaalde hoedanigheid of bepaalde hoedanigheden niet bezitten (bijvoorbeeld het depot van het teken POSTKANTOOR voor de diensten: het verzorgen van direct-mail campagnes en uitgeven van frankeerzegels "voor zover die niet betrekking hebben op een postkantoor”) ?

XIII.b. Is het, in aanmerking genomen het antwoord van het HvJ EG op de onder Xlll.a. geformuleerde vraag, verenigbaar met het stelsel van de BMW en het Uitvoeringsreglement, dat een teken wordt ingeschreven voor bepaalde waren en diensten met een beperking dat de inschrijving slechts geldt voor die waren en diensten voor zover deze een bepaalde hoedanigheid of bepaalde hoedanigheden niet bezitten? 

XIV Moet worden aangenomen dat de in artikel 6bis, tweede lid, BMW vervatte be-voegdheid van het BMB om de weigering te beperken tot een of meer waren waarvoor het merk is bestemd, mede inhoudt de bevoegdheid om de weigering nader te beperken tot een of meer van de in het depot vermelde waren voor zover deze betrekking hebben op een bepaalde hoedanigheid of bepaalde hoedanigheden (bijvoorbeeld voor bepaalde waren voor zover die betrekking hebben op postkantoor")? 

XV Mag en moet de rechter, in aanmerking genomen het antwoord op de onder XIILb. geformuleerde vraag, acht slaan op een - eerst in de in artikel 6ter BMW bedoelde procedure gedaan - verzoek om het depot in te schrijven met een beperking als in die vraag bedoeld, en mag de rechter hiertoe ambtshalve overgaan? 

5. Het Benelux-Gerechtshof heeft in zijn beschikking van 29 november 2001, NJ 2002, 141 een drietal (andere) vragen beantwoord en voorts iedere verdere beslissing aangehouden totdat het HvJ EG uitspraak zal hebben gedaan naar aanleiding van de door dit hof gestelde vragen. 

6. In het licht van deze omstandigheden acht zal het hof het gewenst zijn beslissing aan te houden totdat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en het Benelux-Gerechtshof uitspraak hebben gedaan. 
Mochten zich intussen ontwikkelingen voordoen die voor de zaak van belang kunnen zijn, dan kan Stabernack het hof vragen een dag te bepalen voor een nadere mondelinge behandeling. 

Beslissing

Het hof: 

houdt iedere verdere beslissing aan. 

Deze beschikking is gegeven door Mrs Fasseur-van Santen, Kiers-Becking en Verduyn, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 september 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.