Datum
Instantie
BER BE Merk
EASYBANK Depotnummer
Deposant
BANK FÜR DIE ARBEIT UND WIRTSCHAFT Aktiengesellschaft Tekst
A.R. nr. 2001/AR/2075
ARBEIT UND WIRTSCHAFT Aktiengesellschaft tegen BMB
Het Hof van Beroep te BRUSSEL, achtste kamer,
na beraadslaging, spreekt volgend arrest uit :
Uitspraak: 9 september 2003
A.R. nr. 2001/AR/2075
inzake van
De vennootschap naar Oostenrijks recht BANK FÜR DIE
ARBEIT UND WIRTSCHAFT Aktiengesellschaft,
met maatschappelijke zetel te 2-4 Seitzergasse, A-1010 Wenen,
Oostenrijk,
eiseres,
vertegenwoordigd door Meester Paul Maeyaert, advocaat te
1080 Brussel, Havenlaan 16;
tegen
BENELUX-MERKENBUREAU,
Dienst gemeenschappelijk
aan de Beneluxlanden, opgericht krachtens het Benelux
Verdrag inzake warenmerken, met rechtspersoonlijkheid, met
zetel te Den Haag (Nederland), Bordewijklaan 15,
verweerster,
vertegenwoordigd door Meester Ludovic De Gryse, advocaat
te 1060 Brussel, Henri Wafelaertsstraat 47-51;
Over de rechtspleging.
1. Met de inleidende akte wordt het hof geadieerd met toepassing van artikel 6 ter van de Eenvormige Benelux Merkenwet betreffende een beslissing tot weigering van een inschrijving van een depot waarvan op 7 juni 2001 kennis werd gegeven door het Benelux-Merkenbureau.
2. Het verzoekschrift werd op 6 augustus 2001 binnen de wettelijke termijn en formeel regelmatig neergelegd op de griffie van het hof.
3. De raadslieden van de partijen werden gehoord op de terechtzitting van 10 juni 2003.
De feiten en het voorwerp van de vordering.
4. Eiseres heeft op 9 juli 1999 via haar gevolmachtigde het woordteken 'Easybank' voor inschrijving van een internationaal merkdepot aangeboden bij het WIPO te Genève, met verzoek om bescherming onder meer in de Benelux. Het depot, met nummer IR 717.713, werd verricht voor de waren bedoeld in de klasse 36, die verzekeringen, financiële zaken, monetaire zaken, bankieren, bankdiensten en immobiliëndiensten betreft.
5. Het Benelux Merkenbureau, verder afgekort als BMB, heeft op 27 juni 2000 aan het Wipo meegedeeld dat de inschrijving van het teken voorlopig werd geweigerd. Als reden hiervoor wordt vermeld: een totaal gemis aan onderscheidend vermogen. Bij brief van 29 december 2000 heeft de gemachtigde van eiseres bezwaar gemaakt tegen de weigering.
Na een repliek van 18 januari 2001 heeft het BMB bij brief van 7 juni 2001 zijn definitieve weigering tot inschrijving van het depot meegedeeld aan de gevolmachtigde van eiseres.
6. Eiseres voert tegen de weigeringsbeslissing aan dat het onderscheidend vermogen fout werd beoordeeld hoofdzakelijk omdat het teken niet globaal werd beschouwd, maar in zijn samenstellende delen.
Ze verwijst in dit verband naar een beslissing van het Gerecht van Eerste Aanleg EG inzake haar depot van een Gemeenschapsmerk ‘Easybank', waarbij een weigering werd vernietigd van een beroepskamer van het BHIM, die gegrond was op het louter beschrijvend karakter van het teken voor 'online bankdiensten'.
Zij vordert zodoende om het BMB te bevelen over te gaan tot de inschrijving van de internationale inschrijving 717.713 voor de klasse 36.
7. Het BMB werpt tegen dat na de beslissing van het Gerecht van Eerste Aanleg het belang van verzoekster om alsnog de inschrijving te bekomen van een Beneluxmerk beperkt is. Het handhaaft overigens zijn standpunt inzake het gemis aan onderscheidend vermogen en besluit dat de vordering moet worden verworpen.
Beoordeling.
8. Eiseres heeft op 9 juli 1999 het woordteken ‘Easybank’ internationaal gedeponeerd onder nummer 717.713 met het oog op de inschrijving ervan als merk voor diensten uit de klasse 36, met name: verzekeringen, financiële zaken, monetaire zaken, bankieren, bankdiensten en immobiliëndiensten.
9. De voorlopige weigering dd. 27 juni 2000 wordt door het BMB gesteund op de eerste grond die hiertoe krachtens artikel 6 bis Benelux Merkenwet kan worden aangevoerd: het gemis aan ieder onderscheidend vermogen in de zin van artikel 6 quinquies B, onder 2, van het Verdrag van Parijs. Dit gemis, althans voor de diensten vermeld in klasse 36, voor zover ze betrekking hebben op een bank, wordt in het voorliggende geval afgeleid uit het feit dat het gedeponeerd teken is samengesteld uit een woord dat een hoedanigheid aangeeft 'easy' (Engelse term voor gemakkelijk) en de soortnaam 'bank'.
10. Eiseres heeft zich tegen het bezwaar van het BMB verweerd door het volgende te stellen:
- het teken wordt in zijn samenstellende elementen beschouwd terwijl het onderscheidend vermogen moet worden beoordeeld in de totaalindruk;
- het gemis aan onderscheidend vermogen is enkel voorhanden indien de tekens uitsluitend en onmiddellijk beschrijvend zijn: Easybank verwijst niet concreet naar de aard of naar andere aspecten van de dienstverlening;
- het criterium om te bepalen of een merk beschrijvend is dient gezocht te worden in het hinderen van concurrenten 'Freihaltungsbedürfnis'): de woordcombinatie 'easybank' hindert geen enkele concurrent bij het aanbieden van bankdiensten;
- verschillende andere inschrijvingen door het BMB van gedeponeerde merken (Cardbank, E-Bank, Capital Bank, Realbank, Web Bank) wettigen dat ook aan Easybank bescherming wordt verleend.
11. Het BMB heeft hierop samengevat het volgende geantwoord:
- bij de beoordeling van samengestelde tekens wordt .eerst ieder bestanddeel afzonderlijk op zijn beschrijvend karakter onderzocht en vervolgens wordt nagegaan of de combinatie iets 'extra' oplevert of een individueel karakter heeft;
- het teken is samengesteld uit twee bestanddelen die kunnen dienen om een hoedanigheid aan te duiden en het zal door het in aanmerking komend publiek onmiddellijk herkend worden als bankdiensten die eenvoudig/gemakkelijk beschikbaar zijn;
- het monopolie van 'easybank' zou een ongerechtvaardigd voordeel verlenen ten overstaan van concurrenten.
- er wordt verwezen naar gelijkaardige beslissingen van de Beroepskamers van het BHIM.
12. In zijn definitieve weigering tot inschrijving van 7 juni 2001 deelt het BMB mee dat de bezwaren tegen de inschrijving niet binnen de gestelde termijn werden opgeheven.
13. Eiseres heeft op 3 oktober 1996 bij het BHIM een aanvraag gedaan tot inschrijving van het woord ‘Easybank’ als Gemeenschapsmerk en ze viseerde bescherming voor een aantal diensten vermeld in klasse 36.
De verslaggever besloot op 13 april 1999 tot weigering van de inschrijving. Het beroep tegen deze beslissing werd op 31 januari 2000 verworpen door de derde beroepskamer van het BHIM. Eiseres had intussen de nagestreefde beschermingsomvang beperkt tot 'on-line bankdiensten, inzonderheid elektronische bankdiensten'. Het gerecht van eerste aanleg heeft bij arrest van 5 april 2001 de weigeringsbeslissing vernietigd. Navolgend werd de inschrijving door het BHIM ingewilligd voor de evenvermelde beperkte diensten. De inschrijving werd gepubliceerd maar er werd verzet tegen ingesteld.
14. De inschrijving als Gemeenschapsmerk verleent eiseres ook bescherming op het grondgebied van de Benelux, maar dit neemt niet weg dat ze haar belang behoudt bij het voorliggende geding. De materiële beschermingsomvang die ze nastreeft met haar Beneluxdepot is immers veel ruimer dan diegene die het Gemeenschapsmerk haar oplevert. Daarenboven maakt de hangende verzetprocedure dat haar inschrijving nog niet definitief is geworden.
15. De weigeringsgrond bedoeld in artikel 6 bis onder 1. a, -onder verwijzing naar het Verdrag van Parijs-, die de afwezigheid van ieder onderscheidend vermogen betreft, staat op zich en stemt overeen met deze ingesteld in artikel 3, 1. a) van de richtlijn Raad EG van 21 december 1988 betreffende de harmonisatie van het merkenrecht van de Lid-Staten.
16. Het begrip 'onderscheidend vermogen' moet aldus worden begrepen dat een merk zich ertoe behoort te lenen dat de waren of diensten waarvoor de inschrijving wordt gevraagd, als afkomstig van een bepaalde onderneming worden geïdentificeerd en ze erdoor van deze van andere ondernemingen worden onderscheiden (H.v.J. EG 4 mei 1999, inzake Windsurfing Chiemsee, C-108/97 en C-109/97, r.o. 49; H.v.J. EG 20 juni 1999, inzake Lloyd Shuhfabrik Meyer, C-342/97, r. o. 22).
17. Het teken waarvoor merkbescherming wordt gevraagd moet bij het onderzoek naar het onderscheidend vermogen worden beschouwd zoals het wordt gedeponeerd en in functie van de waren en diensten waarvoor de inschrijving wordt gevraagd. Dit impliceert dat het als zodanig in zijn geheel moet worden beoordeeld, ongeacht de eventuele samenstellende onderdelen die er kunnen worden in herkend.
18. Beschrijvende tekens of aanduidingen die niet voor inschrijving als merk in aanmerking komen zijn slechts die welke in het normale gebruik vanuit het oogpunt van de consument kunnen dienen ter aanduiding, hetzij rechtstreeks, hetzij door vermelding van een van de essentiële eigenschappen ervan, van een waar of dienst als die waarvoor de inschrijving is aangevraagd. De inschrijving van een merk dat zulke tekens of aanduidingen bevat, kan slechts worden geweigerd op voorwaarde dat het geen andere tekens of aanduidingen bevat en dat bovendien de zuiver beschrijvende tekens en aanduidingen waaruit het bestaat, niet worden gepresenteerd of geschikt op een wijze die het geheel onderscheidt van de gebruikelijke wijzen van aanduiding van de betrokken waren of diensten of van de essentiële eigenschappen ervan (Arrest 20 september 2001, inzake Procter & Gamble, gecit., r.o. 39).
19. In het voorliggende geval heeft eiseres de twee woorden 'easy' en ‘bank’ tot één woordteken gevormd. Het Engelse woord ‘easy’ kan op verschillende wijzen worden begrepen: gemakkelijk, eenvoudig, aangenaam. De soortnaam ‘bank’ wordt in verschillende talen aangewend voor een financiële instelling. De aparte onderdelen van het gedeponeerde teken hebben dus ieder op zich wel een beschrijvende inhoud, maar dit is per se niet relevant.
20. Het teken dat door de consument zal kunnen gepercipieerd worden luidt immers 'easybank'. Dit woordteken heeft als zodanig in het gewone taalgebruik geen bepaalde betekenis -beslist niet in één van de talen die door de gemiddelde consument gangbaar worden gesproken in de Benelux- en kan door de consument niet worden aangewend om een van de diensten uit de klasse waarvoor het teken werd gedeponeerd rechtstreeks aan te duiden of een essentiële eigenschap ervan weer te geven. Evenmin is aannemelijk dat hierin in de nabije toekomst verandering zou komen.
21. In het algemeen kan niet worden aangenomen dat met de perceptie van een merk door het gemiddelde publiek tot wie het gericht is een analytisch begrijpen gepaard gaat. In de hypothese dat met die perceptie door dat publiek voor wie het bestemd in het voorliggende geval niettemin een begrijpend gebeuren gemoeid is, kan het teken trouwens op verschillende wijzen worden begrepen. Het begrip kan net zo goed gaan in de zin van 'een gemakkelijke bank' (voor de diensten worden geen hoge eisen worden gesteld) als van 'het is er eenvoudig bankieren' (weinig formaliteiten of technisch ver gevorderde uitrusting) of zelfs'eenvoudig te bereiken' (vb. alle verrichtingen on-line). Dit impliceert dat het teken minstens meerduidig kan worden ervaren.
22. Hieruit volgt dat het teken niet kan worden herleid tot een beschrijving van de diensten waarvoor het werd gedeponeerd, maar dat het suggestief kan zijn naar verschillende inhouden of eigenschappen toe. Het levert een 'merkbaar' verschil ten aanzien van de woorden die in het teken werden gevoegd. Het publiek tot wie het teken gericht wordt kan zodoende de waren en diensten uit de klasse waarvoor het gedeponeerd werd identificeren als afkomstig van eiseres en derhalve het als een merkteken onderkennen.
23. Met het verlenen van bescherming worden de mededingers van eiseres overigens niet onrechtmatig gehinderd. Zulks zou mogelijk enkel het geval kunnen zijn wanneer de mededingers zich in de Benelux gangbaar in het Engels uitdrukken ten behoeve van het gemiddelde doelpubliek, hetgeen niet kan worden aangenomen. Het gebruik van 'easybank' belet hen niet, zonder risico op merkinbreuk, uit te drukken dat hun diensten uit de klasse 36 'easy' beschikbaar zijn.
24. Verweerder heeft het teken dan ook onterecht onderscheidende kracht ontzegd.
De vordering is gegrond.
OM DEZE REDENEN
HET HOF,
In acht genomen artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken, Rechtsprekend na tegenspraak,
Ontvangt de vordering en zegt dat ze gegrond is. Beveelt de inschrijving in het register van het Benelux Merkenbureau van het merk ‘Easybank’ van de internationale inschrijving 717.713, voor de klasse 36.
Veroordeelt verweerster tot betaling van de gedingkosten, begroot op 446,21 euro voor
haarzelf en op 687,91 euro (€ 185,92 + € 55,78 + € 446,21) voor eiseres.
Aldus gevonnist en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de burgerlijke achtste kamer
van het hof van beroep te Brussel, op 09.09.03 waar aanwezig waren en zitting hielden
P. BLONDEEL, Voorzitter,
S. RAES, Raadsheer,
B. LYBEER, Raadsheer,
K. BATSELIER, E.a. adjunct-griffier.
* * * * *