Rekestnummer 2008/AR/1456

Datum
Instantie
BER BE
Merk
LA MAISON DU CHOCOLAT
Depotnummer
Deposant
LA MAISON DU (Société par Actions Simplifiée)
Tekst

Zaaknummer: 2008/AR/1456

Uitspraak: 26 november 2009  

Het HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, 18e KAMER,

na beraadslaging, wijst volgend arrest:

R.G. Nr. 2008/AR/1456

INZAKE VAN :

De vennootschap naar Frans recht LA MAISON DU CHOCOLAT, met maatschappelijke zetel te 92000 Nanterre (Frankrijk), rue Paul Lescop 41/43,
Verzoekster,
Vertegenwoordigd door Meester Thierry VAN INNIS, advocaat te 1150 BRUSSEL, Tervurenlaan 268A,

TEGEN:

DE BENELUX ORGANISATIE VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM, vertegenwoordigd door de Directeur-generaal van het Bureau, waarvan de zetel gevestigd is in Nederland, te 2591 XR Den Haag, Bordewijklaan, 15,
Verweerster,
Vertegenwoordigd door Meester C. EYERS loco Mr. Brigitte Dauwe, advocaat te 1000 BRUSSEL, Loksumstraat 25,
 


***
 


I. De rechtspleging voor het Hof.
01. Op 28 mei 2008 heeft verzoekster ter griffie van het Hof een verzoekschrift neergelegd ingevolge artikel 2.12 van het Benelux-Verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE) van 25 februari 2005 binnen de in genoemde bepaling gestelde termijn.

Het beroep is gericht tegen de beslissing van het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) van 28 maart 2008 tot weigering van de inschrijving van een merk “La Maison du Chocolat”.

02. Partijen zijn op de openbare terechtzitting van 23 juni 2009 gehoord waarbij de zaak dan in beraad is genomen.


II. De antecedenten en de bestreden beslissing 
03. Verzoekster heeft op 31 oktober 2003 bij het BHIM (Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne Markt) een woordmerk ‘LA MAISON DU CHOCOLAT’ gedeponeerd voor waren in de klassen 29, 30 en 33 evenals voor een dienst in klasse 43 (classificatie van Nice).

In het depot worden geen kleur noch enige specifieke grafische voorstelling van de woordtekens ingeroepen.

De waren en diensten waarvoor bescherming wordt gevraagd door genoemd depot omvatten alle waren die in klasse 29, 30, 33 zijn vermeld evenals een van de twee diensten die in klasse 43 zijn vermeld, als volgt:

- 29: Vlees, vis, gevogelte en wild; vleesextracten; geconserveerde, gedroogde en gekookte vruchten en groenten; geleien, jams, compote; eieren, melk en melkproducten; eetbare oliën en vetten;

- 30 Koffie, thee, cacao, suiker, rijst, tapioca, sago, koffiesurrogaten; meel en graanpreparaten, brood, banketbakkers- en suikerbakkerswaren, consumptie-ijs; honing, melassestroop; gist, rijsmiddelen; zout, mosterd; azijn, kruidensausen; specerijen; ijs;

- 33 Alcoholhoudende dranken;

- 43: restauratie.


04. Aangezien de inschrijvingsaanvraagprocedure op 27 januari 2007 tot een weigering had geleid, heeft verzoekster op 15 juni 2007 bij het BHIM een verzoek om omzetting krachtens artikel 108 van de Verordening 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (thans artikel 112 van de Verordening 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk) ingediend.

Deze omzetting in een aanvrage om een nationaal merk had enkel betrekking op genoemde dienst in klasse 43 en vier waren in de klasse 30: cacao, banketbakkers- en suikerbakkerswaren, kruidensausen (specerijen), consumptie-ijs.
Het verzoek werd toegewezen, maar alleen voor Nederland volgens de desbetreffende beslissing.

Aldus ontving het BBIE op 09 juli 2007 een aanvrage om inschrijving via het BHIM dat hem het verzoek om omzetting had overgemaakt.

05. Bij brief van 03 augustus 2007 heeft het BBIE de gemachtigde van verzoekster in kennis gesteld van de beslissing tot voorlopige weigering van de inschrijving om de volgende redenen:

‘Het teken LA MAISON DU CHOCOLAT is beschrijvend. Het bestaat uit de soortnamen maison en chocolat. Deze elementen kunnen dienen tot aanduiding van de soort, de hoedanigheid of de plaats van herkomst van de in klassen 30 en 43 vermelde waren en diensten. Het teken mist tevens elk onderscheidend vermogen. De weigering is gebaseerd op artikel 2.11, eerste lid onder b en c, BVIE.’

Genoemd artikel 2.11.1 heeft betrekking op de gevallen waarin een merk elk onderscheidend vermogen mist (artikel 2.11.1 onder b.) en waarin het uitsluitend bestaat uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of het tijdstip van vervaardiging van de waren of de verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten (artikel 2.11.1 onder c.).

06. In antwoord op deze mededeling heeft verzoeksters raadsman op 03 februari 2008 een bezwaarschrift ingediend waarin de volgende elementen werden aangevoerd.

Het teken is op zich onderscheidend en mocht dit niet het geval zijn, dan heeft het door het gebruik een onderscheidend vermogen verworven, want het wordt in Frankrijk sinds 1977 gebruikt. Het Maison du Chocolat is gespecialiseerd in de vervaardiging van hoogwaardige chocoladeproducten. Dit huis met grote reputatie wordt in de internationale pers genoemd, welke ook in België en Luxemburg wordt verdeeld. Er bestaat bovendien een online winkel waar vanuit de Beneluxlanden producten onder het merk ‘La Maison du Chocolat’ besteld kunnen worden.

Ter ondersteuning van deze stelling werden afschriften van bestellijsten, facturen en krantenknipsels bijgevoegd waaruit zou blijken dat het teken als een merk wordt opgevat.

07. Het BBIE kon deze stelling niet bijtreden en gaf hierop een nadere toelichting in zijn brief van 17 maart 2008.

Enerzijds stelt het vast dat de stelling over het onderscheidend vermogen niet onderbouwd is en de verstrekte documenten anderzijds niet het bewijs leveren van de verwerving van onderscheidend vermogen door gebruik in het Beneluxgebied.

In dit verband geeft het onder meer aan dat genoemde documenten niet bewijzen dat het relevante publiek met een uitgebreid gebruik van het teken geconfronteerd is, noch dat dit publiek dit teken als een merk zou hebben opgevat.

08. Daar het van oordeel was dat zijn bezwaren tegen inschrijving niet waren opgeheven, werd vervolgens door het Bureau een formele weigeringsbeslissing op 28 maart 2008 meegedeeld.

09. Het inleidend verzoekschrift voor het Hof verwijst slechts naar ‘een mededeling die op 28 maart 2008 is gedaan’ met betrekking tot de ‘definitieve en volledige weigering om tot inschrijving over te gaan’. Uit de gronden van dit verzoekschrift blijkt niettemin dat verzoekster hiermee ook de inhoud van de brieven van 3 augustus 2007 en 17 maart 2008 bedoelt, welke een geheel vormen met de brief van 28 maart 2008 waarbij de definitieve weigering is medegedeeld.

10. Verzoekster klaagt er over dat de bestreden beslissing nalaat het teken als geheel in ogenschouw te nemen wanneer hierin geoordeeld wordt dat in relatie tot de waren en de dienst waarvoor de inschrijving is aangevraagd de woordcombinatie beschrijvend is voor de soort, de hoedanigheid of de plaats van herkomst en derhalve elk onderscheidend vermogen mist.

Ze vordert het Bureau te bevelen om over te gaan tot de inschrijving van het depot nr. 0200777 van het woordmerk “LA MAISON DU CHOCOLAT”. Ook verzoekt ze om verwijzing van het Bureau in de kosten van het geding, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding begroot op 5.000 euro.

11. Het BBIE houdt vol dat de twee in zijn beslissing aangehaalde weigeringsgronden zich tegen inschrijving van het merk verzetten.

Het wijst erop dat het woord ‘maison’ onder meer een handelsonderneming aanduidt en ‘chocolat’ klaarblijkelijk de stof aanduidt die gebruikt kan worden om suikerbakkerswaren of consumptie-ijs te vervaardigen.

In zijn geheel is ‘la maison du chocolat’ beschrijvend voor een gespecialiseerde handel in chocolade. In dit opzicht verwijst het Bureau naar het feit dat verschillende handelsbedrijven in België, die niet tot een netwerk van verdelers van door verzoekster gefabriceerde waren behoren, ook de benaming ‘la maison du chocolat’ voeren.


III. Bespreking
12. Het onderscheidend vermogen van het betwiste merk heeft betrekking op het vermogen dat dit merk heeft om de waren en diensten in de onder randnummer 4 vermelde klassen te identificeren als afkomstig van verzoeksters onderneming en dus om die van die van een andere onderneming te onderscheiden (HvJEG arrest 04 mei 1999, zaken Windsurfing Chiemsee, C-108/97 en C-109/97, punt 49; HvJEG arrest 25 oktober 2007, zaak Develey, C-238/06, punt 79).

Het onderzoek naar dit vermogen moet geschieden aan de hand van het teken zoals het gedeponeerd is, met inachtneming van alle relevante concrete elementen en omstandigheden en in relatie tot de diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd.

Aldus kan worden onderzocht of het bedoelde publiek op basis van het merk en naargelang zijn positieve dan wel negatieve ervaringen met de diensten zijn keuze kan doen, hetzij om de aankoop te herhalen, hetzij om die te mijden (GEA arrest 12 maart 2008, zaak Compagnie SAS, T-341/06, punt 29).

13. Het onderscheidend vermogen moet in het licht van de perceptie van het teken door het relevante publiek beoordeeld worden.

Nu de in het depot opgenomen waren en dienst zich in dit geval tot iedereen richten, bestaat het relevante publiek uit de gemiddelde consument, die geacht wordt normaal geïnformeerd en redelijk oplettend en omzichtig te zijn.

14. Het onderscheidend vermogen van het betwiste teken moet worden beoordeeld in functie van de concrete totaalindruk die van het merk kan uitgaan in de perceptie door het betrokken publiek.

Deze aanpak staat er evenwel niet aan in de weg dat in eerste instantie de bestanddelen van het merk achtereenvolgens in aanmerking worden genomen (HvJ arrest 30 juni 2005, zaak Eurocermex, C-286/04, punten 22 en 23; HvJEG arrest 25 oktober 2007, zaak Develey, punt 82).

Nu het merk uit verschillende woorden bestaat die als beschrijvend kunnen worden aangemerkt, kan het onderzoek naar het beschrijvend karakter niet beperkt blijven tot dat van de samenstellende delen, maar dient het geheel te worden beschouwd (HvJEG arrest 19 april 2007, zaak Celltech, C-273/05, punt 77, 78 en 79).

15. Het teken bestaat uit verschillende woorden, waarbij alleen de woorden ‘maison’ en ‘chocolat’ een cognitieve inhoud hebben.

Het woord ‘maison’ behoort zowel tot de Franse als tot de Nederlandse taal en betekent ondermeer een handelshuis. Het staat buiten twijfel dat gezien de functie van het merk de gemiddelde consument dit woord in die betekenis zal begrijpen.

De betekenis van het woord ‘chocolat’ is duidelijk.

16. In onderhavig geval kan het woord ‘maison’ alleen maar het feit beschrijven dat het product door een handelsonderneming is gemaakt, wat geen aanduiding van plaats van herkomst noch van hoedanigheid of enig kenmerk kan vormen.

Dit woord is dan ook niet beschrijvend voor de waren in klasse 30 in de zin van artikel 2.11.1 c. BVIE.

Immers, blijkens dit artikel vallen alleen benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of het tijdstip van vervaardiging van de waren of de verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten onder het begrip ‘beschrijvend’.

17. Echter, in zoverre genoemd woord naar een generieke plaats verwijst waar bedoelde producten vervaardigd of verkocht worden, mist het elk onderscheidend vermogen in relatie tot die producten.

Het spreekt vanzelf dat de aanduiding dat een product uit een onbepaalde productieplaats afkomstig is geen onderscheidend vermogen aan het teken verleent.

18. In relatie tot de dienst ‘restauratie’ is de beoordeling van het beschrijvend karakter van het woord ‘maison’ niet anders.

Indien dit woord in genoemde betekenis een plaats kan aanduiden waar een restauratiedienst kan worden aangeboden, neemt dit niet weg dat zulks deze dienst op geen enkele wijze kenmerkt in het licht van de in artikel 2.11.1 c BVIE vermelde criteria.
Desalniettemin geldt dezelfde overweging ten aanzien van het gebrek aan onderscheidend vermogen van dit woord in relatie tot genoemde dienst.
19. Ten aanzien van het woord ‘chocolat’ geldt ongetwijfeld dat het dient tot aanduiding van de waar die op basis van de cacaostof gefabriceerd wordt en het een hoedanigheid van een banketbakkers- of suikerbakkerswaar of consumptie-ijs kan aanduiden.

Derhalve staat het beschrijvend karakter ervan vast ten opzichte van de waren in klasse 30 die verzoekster in haar aanvrage om inschrijving heeft opgenomen.

Hetzelfde geldt niet voor wat de dienst ‘restauratie’ betreft.
Immers, het volstaat niet dat chocolade het voorwerp kan uitmaken van een restauratiedienstverlening opdat dit woord als beschrijvend voor deze op zich zeer algemene dienst kan worden beschouwd.

In relatie tot de dienst restauratie heeft het woord chocolade dan ook geen beschrijvend karakter.

20. Ten aanzien van het geheel gevormd door de vier woordtekens waaruit het merk bestaat is het Hof van oordeel dat het alleen kan worden begrepen in de betekenis van een plaats waar chocolade vervaardigd, te koop of voor het proeven aangeboden wordt.

Dit geheel, dat ook als benaming van ondernemingen dient, heeft weliswaar een onderscheidend vermogen.
Het is echter niet geschikt om de genoemde waren en dienst te onderscheiden als afkomstig van verzoeksters onderneming en bijgevolg de functie van een merk te vervullen.

21. Het geheel benadrukt namelijk het verband met de in klasse 30 genoemde waren en hierdoor de dominantie van het woord ‘chocolat’.

De aaneenvoeging van die vier woordtekens is niet van aard een surplus te scheppen ten opzichte van de som van die woorden en het dominante element hierin.

Wat de gemiddelde consument als enige totaalindruk uit de perceptie van dit merk zal onthouden is dat de waren en de dienst waarvoor het gebruikt wordt betrekking hebben op chocolade.

Derhalve bestaat het merk als zodanig, in zijn geheel beschouwd, uitsluitend uit tekens die tot aanduiding van soort, hoedanigheid of een van de kenmerken van de betrokken waren en dienst kunnen dienen.

22. Uit het voorgaande volgt dat het BBIE dan ook terecht geweigerd heeft tot inschrijving van het door verzoekster gedeponeerde teken over te gaan.

23. Met betrekking tot de begroting van de kosten hebben partijen geen melding gemaakt van elementen die een verhoging dan wel een verlaging van het bij koninklijk besluit van 26 oktober 2007 vastgestelde basisbedrag verantwoorden.

Daar het om een geschil gaat waarvan het bedrag niet in geld waardeerbaar is, dient de rechtsplegingsvergoeding die verweerster toekomt op 1.200 euro te worden begroot.


Om deze redenen,

Het Hof,

Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken,

Rechtdoende op tegenspraak,

Ontvangt het beroep maar wijst het af.

Veroordeelt verzoekster tot betaling van de gedingkosten die worden begroot op 186 euro voor haarzelf en op 1.200 euro rechtsplegingsvergoeding voor verweerster.

Dit arrest is gewezen door de 18e kamer van het hof van beroep te Brussel, samengesteld uit P. Blondeel, Kamervoorzitter, E. Herregodts, raadsheer en E. Bodson, raadsheer, die alle zittingen hebben bijgewoond en over de zaak beraadslaagd hebben.

Het is uitgesproken ter openbare burgerlijke terechtzitting door P. Blondeel, Kamervoorzitter, bijgestaan door D. Van Impe, griffier, op 26 november 2009

D. VAN IMPE

E. BODSON

E. HERREGODTS

P. BLONDEEL

* * * * *