In oppositie- en doorhalingsprocedures, maar ook bij bezwaar tegen voorlopige weigeringen door BOIP, is het vaak noodzakelijk om stukken in te dienen. In een recente Regel van de DG stelt BOIP nadere regels aan de manier waarop dit moet worden gedaan. In onderstaand bericht lichten we deze regels toe.
Om welke stukken gaat het?
In oppositie- en doorhalingsprocedures worden meestal stukken ingediend om het gebruik van een merk aan te tonen (om te bewijzen dat dit niet vervallen zou kunnen worden verklaard wegens niet gebruik van het merk, of dat het merk bekend is). Bij voorlopige weigering gaat het meestal om bewijs van inburgering. Hierbij staat voorop dat het de indiener van bepaalde stukken vrijstaat datgene in te dienen wat hij of zij nodig acht om het beoogde bewijs te kunnen leveren.
Waarom nieuwe regels?
De manier waarop stukken worden aangeleverd heeft enerzijds invloed op de kwaliteit van het geleverde bewijs, anderzijds op de begrijpelijkheid van het materiaal door BOIP en wederpartij. Het is voor geen van de betrokken partijen wenselijk dat er een grote hoeveelheid stukken wordt ingediend, zonder dat duidelijk is hoe deze moeten worden geïnterpreteerd. Dit zorgt niet alleen voor onnodig werk bij wederpartij en BOIP, het brengt ook het aanmerkelijk risico met zich mee dat er een andere interpretatie aan het materiaal wordt gegeven dan door de indiener werd bedoeld.
Wat houden de nieuwe regels in?
In de Regel van de Directeur-Generaal van 1 december 2020 staan de eisen beschreven waar ingediende stukken aan moeten voldoen, alsook de wijze waarop deze vanaf nu moeten worden ingediend. Een toelichting bij deze mededeling vindt u hier.
Vragen of opmerkingen?
Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van de nieuwe regels? Wij vernemen deze graag via legal@boip.int