Het HOF VAN BEROEP te Brussel, achtste kamer,
na beraadslaging, spreekt volgend arrest uit :
2000/AR/2076
INZAKE VAN :
De vennootschap QUANTUM CORPORATION,
opgericht volgens de wetten van de Staat Delaware,
met zetel te Milpitas, 95035 Californië 500, Mc. Carthy Boulevard,
Verenigde Staten van Amerika,
eiseres,
vertegenwoordigd door Meester Thierry Van Innis,
advocaat te 1150 Brussel, Tervurenlaan 268A;
TEGEN :
BENELUX-MERKENBUREAU,
Dienst gemeenschappelijk aan de Beneluxlanden,
opgericht krachtens het Benelux Verdrag inzake warenmerken,
met rechtspersoonlijkheid, met zetel te Den Haag (Nederland), Bordewijklaan 15,
verweerster,
vertegenwoordigd door Meester Ludovic De Gryse,
advocaat bij het hof van Cassatie, met kantoor te 1060 Brussel,
Henri Wafelaertsstraat 47-51
en Meester Michael Bouche,
advocaat te 1060 Brussel,
Henri Wafelaertsstraat 74-51;
* * *
Over de rechtspleging.1. Met de inleidende akte wordt het hof geadieerd met toepassing van artikel 6 ter van de Eenvormige Benelux Merkenwet betreffende een beslissing tot weigering van een inschrijving waarvan op 31 mei 2000 kennis werd gegeven door het Benelux Merkenbureau.
2. Het verzoekschrift werd op 31 juli 2000 binnen de wettelijke termijn en in regelmatige vorm neergelegd op de griffie van het hof.
3. De raadslieden van de partijen werden gehoord op de terechtzitting van 24 juni 2002.
De feiten en het voorwerp van de vordering.
4. Eiseres heeft op 20 april 1999 via haar gevolmachtigde het woord-teken 'QUICK VIEW' voor inschrijving van een merkdepot aangeboden op het Benelux-Merkenbureau (verder afgekort als BMB).
Het depot, met nummer 937131, werd verricht voor de waren bedoeld in de klasse 09, die computerrandapparatuur betreft en in het bijzonder de aldaar opgesomde waren.
5. Het BMB heeft op 6 september 1999 aan de gemachtigde van eiseres meegedeeld dat de inschrijving van het teken voorlopig werd geweigerd en als reden hiervoor wordt vermeld: Het teken QUICK VIEW is samengesteld uit de hoedanigheid Quick (Engels voor snel) en de soortnaam View (Engels voor overzicht) en mist ieder onderscheidend vermogen voor de hoedanigheid van de in de klasse 09 genoemde waren met betrekking tot een snelle weergave (...)'.
In een brief van 3 maart 2000 heeft de gemachtigde van eiseres vier middelen aangevoerd tegen de weigering van het BMB en heeft ze, voor het geval het BMB deze middelen zou verwerpen, als alternatief voorgesteld de lijst van haar producten te beperken en te specifiëren om inschrijving van het merk alsnog mogelijk te maken.
Het BMB heeft bij brief van 29 maart 2000 die middelen verworpen, evenals de ondergeschikt aangeboden alternatieve oplossing, die niet tot een herziening van de weigering kon leiden.
Op 31 mei 2000 tenslotte heeft verweerder zijn definitieve weigering tot inschrijving van het depot meegedeeld gezien haar bezwaren tegen de in-schrijving niet binnen de gestelde termijn werden opgeheven.
6. Eiseres voert thans tegen de weigeringsbeslissing de volgende grieven aan :
- de originaliteit waarnaar het BMB verwijst vormt geen geldigheidsvereiste voor een merk;
- het teken moet in zijn geheel worden beschouwd;
- de vaststelling dat het woordteken 'Quick View' uitsluitend beschrijvend is voor de waren waarvoor het werd gedeponeerd vindt geen steun in de feiten.
In het algemeen stelt ze dat een teken enkel dan mag worden geweigerd wanneer het in dergelijke mate beschrijvend is dat het door het publiek niet anders dan als een beschrijving van de betrokken waren of hun hoedanigheden kan worden opgevat.
In het voorliggende geval staat dit laatste onvoldoende vast.
Zij vordert zodoende om het BMB te bevelen over te gaan tot de inschrijving van het depot nummer 937161.
Het BMB bestrijdt ieder van deze grieven en besluit dat de vordering moet worden verworpen.
Beoordeling.
7. Eiseres heeft het woordteken 'QUICK VIEW gedeponeerd met het oog op de inschrijving ervan als merk voor waren uit de klasse 09.
De klasse 09 omvat: 'computerrandapparatuur, met name harde schijf-aandrijfeenheden voor het opslaan, het opvragen en het tegelijkertijd afgeven van geluids- en beeldstromen naar televisies, videocassetterecorders en decodeerboxen om onmiddellijke tijdverschuivende kenmerken te bekomen, met name het inlassen van pauzes in rechtstreekse uitzendingen en het onmiddellijk herhalen van rechtstreekse opnames'.
8. De voorlopige weigering dd. 6 september 1999 wordt door het BMB gesteund op de eerste grond die hiertoe krachtens artikel 6 bis Benelux Merkenwet kan worden aangevoerd: het gemis aan ieder onderscheidend vermogen in de zin van artikel 6 quinquies B, onder 2, van het Verdrag van Parijs.
Dit gemis wordt afgeleid uit het feit dat het gedeponeerd teken is samengesteld uit een woord dat de hoedanigheid aangeeft 'quick' (snel) en een soortnaam 'view' (overzicht).
9. Eiseres heeft zich tegen het bezwaar van het BMB verweerd door het volgende te stellen :
- de term Quick View beschrijft de essentiële karakteristieken van het product niet: hij zou dit wel kunnen doen voor een systeem van momentopnames, maar niet voor een lezer van een schijfje met gegevens op;
hij kan in elk geval op verschillende manieren begrepen worden door de consument;
- de consument moet minstens een intellectuele inspanning doen om de aard van de producten te appreciëren: het betreft dan ook minstens een suggestief merk, terwijl originaliteit niet is vereist;
- het woordteken vormt geen hinderpaal voor concurrenten om dezelfde of gelijkaardige producten te promoten;
- bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen moet het woordteken in zijn geheel worden beschouwd;
- het BMB moet de gelijke behandeling in acht nemen: andere suggestieve merken werden wel aanvaard.
Desgevallend verklaarde eiseres zich bereid om de lijst van de onder het teken aan te bieden waren te beperken.
10. Het BMB heeft hierop samengevat het volgende geantwoord :
- het gedeponeerd teken is wel degelijk beschrijvend in deze zin dat het is samengesteld uit 'tekens of aanwijzingen, welke in de handel kunnen dienen tot aanduiding van de soort, de hoedanigheid, de hoeveelheid, de bestemming, de waarde, de plaats van herkomst der waren of het tijdstip van voortbrenging als bedoeld in artikel 6quinquies B, onder 2 Verdrag van Parijs;
- dat 'Quick View' voor verschillende interpretaties vatbaar is, waardoor geen direct verband kan worden gelegd met het product, is niet dienend: de gegevens moeten in concreto worden beschouwd;
- de afwezigheid van hinder voor concurrenten volstaat niet: de beschrijvende informatie moet vrij beschikbaar blijven en kan niet worden gemonopoliseerd;
- het teken moet in zijn geheel worden beschouwd: de voeging van twee bestanddelen die ieder op zich onderscheidende kracht missen, levert in het concreet geval echter niets 'extra' op; een originele combinatie of fantasiebenaming is niet voorhanden;
- een probleem van ‘gelijke behandeling' stelt zich niet: elk depot moet op zijn eigen merites worden onderzocht;
- het in ondergeschikte orde geformuleerde aanbod is irrelevant in het licht van de bestaande bezwaren.
11. Aangezien in de definitieve weigering enkel wordt gesteld dat de bezwaren niet binnen de gestelde termijn werden opgeheven, blijft de weigering (enkel) gesteund op het in de kennisgeving van 6 september 1999 verwoorde bezwaar.
De inhoud van de brief van 29 maart 2000, waarin het verweer van eiseres vervat in haar brief van 3 maart 2000 wordt beantwoord en verworpen, draagt de weigeringsbeslissing als zodanig niet en levert op zich dus geen geheel van bijkomend te toetsen redenen op.
Het BMB weigert de inschrijving derhalve definitief op basis van het gemis aan onderscheidend vermogen.
Dit gemis wordt afgeleid uit het beschrijvend karakter van het teken.
12. Nu met het protocol van 2 december 1992 werd beoogd de BMW af te stemmen op de Eerste Richtlijn van 21 december 1988 betreffende de harmonisatie van het merkenrecht van de Lid-Staten, behoort de interpretatie van de BMW te geschieden in het licht van de inhoud van de vermelde richtlijn (Benelux Gerechtshof, 16 december 1998, inzake Dior/ Evora).
De weigeringsgrond bedoeld in artikel 6 bis onder 1. a, -onder verwijzing naar het Verdrag van Parijs, die de afwezigheid van ieder onder-scheidend vermogen betreft, staat op zich en. stemt overeen met deze ingesteld in artikel 3, 1. a) van de geciteerde richtlijn.
13. Het begrip'onderscheidend vermogen' moet aldus worden begrepen dat een merk zich ertoe behoort te lenen dat de waren of diensten waarvoor de inschrijving wordt gevraagd, als afkomstig van een bepaalde onderneming worden geidentificeerd en waardoor ze van deze van andere ondernemingen worden onderscheiden (H.v.J. EG 4 mei 1999, inzake Windsurfing Chiemsee, C-108/97 en C-109/97, overweging 49; H.v.J. EG 20 juni 1999, inzake Lloyd Shuhfabrik Meyer, C-342/97, overweging 22).
14. Met betrekking tot het beschrijvende karakter van een meervoudig woordteken besliste het Hof van Justitie EG dat dit niet alleen moet worden vastgesteld ten aanzien van elk van de woorden afzonderlijk, maar ook ten aanzien van het geheel dat zij vormen.
Elk merkbaar verschil tussen de formulering van de woordcombinatie waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, en de terminologie die in het normale taalgebruik van de betrokken categorie consumenten wordt gebezigd om de waar of de dienst of de essentiële eigenschappen daarvan aan te dui-den, is geschikt om deze woordcombinatie onderscheidend vermogen te verlenen, zodat zij als merk kan worden ingeschreven (Arrest van 20 september 2001, inzake Procter & Gamble Company / BHIM, nr. C-383/99 P., r.o. 40).
Beschrijvende tekens of aanduidingen die niet voor inschrijving als merk in aanmerking komen zijn slechts die welke in het normale gebruik uit het oogpunt van de consument kunnen dienen ter aanduiding, hetzij rechtstreeks, hetzij door vermelding van een van de essentiële eigenschappen ervan, van een waar of dienst als die waarvoor de inschrijving is aangevraagd.
De inschrijving van een merk dat zulke tekens of aanduidingen bevat, kan slechts worden geweigerd op voorwaarde dat het geen andere tekens of aanduidingen bevat en dat bovendien de zuiver beschrijvende tekens en aanduidingen waaruit het bestaat, niet worden gepresenteerd of geschikt op een wijze die het geheel onderscheidt van de gebruikelijke wijzen van aanduiding van de betrokken waren of diensten of van de essentiële eigenschappen ervan (Arrest 20 september 2001, inzake Procter & Gamble, gecit., no. 39).
15. In het voorliggende geval heeft eiseres de twee woorden 'quick' en 'view' louter naast elkaar geplaatst, zonder enige toevoeging en zonder tussen de beide woorden welk verband dan ook aan te brengen.
Het woord 'quick' beduidt de hoedanigheid 'snel' en 'view' staat in het Engels voor een'overzicht' of 'zicht.
Ze vormen aldus bij uitstek beschrijvende woordtekens.
16. Uit bedrijfsdocumentatie van eiseres blijkt dat de waren die onder het teken zouden worden aangeboden behoren tot de 'Quick View Technology'.
Het betreft apparatuur die onder meer beoogt het volgende mogelijk te maken: ogenblikkelijk teruggaan in de tijd en ogenblikkelijke toegang tot opgeslagen klank- en beeldinhoud.
Er wordt ook gewag gemaakt van het simultaan opnemen en weergeven ('record' en 'playback') en van onmiddellijke toegang tot randinhoud.
De klasse van waren waarvoor het depot werd verricht betreft randapparatuur (hardware) die bestemd is voor onder meer het opvragen en tegelijkertijd afgeven van geluids- en beeldstromen, het bekomen van onmiddellijke tijdverschuivende kenmerken en het onmiddellijk herhalen van rechtstreekse opnames.
17. De beide termen zijn gangbaar in de informatica en de telecommunicatie, hetgeen onder meer hieruit blijkt dat in het ‘helpbestand' van Microsoft Windows 95/98 'quick view' een optie is om aangemaakte documenten snel in te kijken.
Niet enkel de termen op zich, maar zelfs de combinatie ervan blijkt dus gangbaar.
18. Verder levert de combinatie van de beide, ieder op zich beschrij-vende, woorden ten aanzien van hun individueel gebruik geen ander beschrijvend karakter op dan de samengevoegde betekenissen van de beide.
Geen enkel merkbaar verschil is aanwijsbaar tussen de formulering van de combinatie en de loutere terminologische samenvoeging van de twee woorden.
De combinatie wordt ook niet gepresenteerd op een wijze die te onderscheiden valt van de gebruikelijke wijze van aanduiding van de betrokken waren.
19. Vanuit het oogpunt van de consument kan de woordcombinatie dan ook ongetwijfeld in het normale gebruik dienen ter aanduiding, zelfs rechtstreeks, minstens ingevolge de uitdrukking van een essentiële eigenschap, van de waren waarvoor de inschrijving is gevraagd.
In functie van de waren die met het depot worden geviseerd geeft 'quick view' méér dan alleen maar een aanwijzing over de kwaliteit van de waren. De randapparatuur zelf wordt ermee beschreven.
Niet vereist is overigens dat de consument het betrokken teken niet anders dan als een beschrijving kan percipiëren.
20. Zodoende kan niet worden aangenomen dat het publiek waarvoor die tekens bestemd zijn door de enkele waarneming van die gecombineerde woordtekens de waren en diensten die ermee geviseerd worden, zou kunnen identificeren als afkomstig van eiseres en derhalve ze als merktekens zou onderkennen.
Verweerster stelde dan ook terecht dat het de tekens aan onderscheidende kracht ontbreekt.
21. Boven werd reeds aangestipt dat de repliek van verweerster vervat in de brief van 29 maart 2000 geen op zich staande redengeving van de weigeringsbeslissing inhoudt.
Hoe dan ook is de weigeringsbeslissing naar recht verantwoord door het enkele motief voor het niet onderscheidend vermogen.
De hierbij aansluitende kritiek van eiseres, en met name waar ze argumenteert over de originaliteit als geldigheidsvereiste voor het merk, behoeft derhalve geen beantwoording.
22. De grieven tegen de weigeringsbeslissing treffen geen doel en de vordering wordt dan ook verworpen.
OM DEZE REDENEN :
HET HOF,
In acht genomen artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken,
Rechtsprekend na tegenspraak,
Ontvangt de vordering maar verwerpt ze.
Veroordeelt eiseres tot betaling van de gedingkosten, begroot op 532,13 euro ( €185,92 + €446,21) voor haarzelf en op 446,21 euro voor verweerster.
Aldus gevonnist en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de burgerlijke achtste kamer van het hof van beroep te Brussel, op 03.12.02 waar aanwezig waren en zitting hielden :
P. BLONDEEL, Raadsheer dd. Voorzitter,
S. RAES, Raadsheer,
B. LYBEER, Raadsheer,
K. BATSELIER, E.a. adjunct-griffier.