8 december 2000
Eerste Kamer
Rekestnr. : R98/053HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van :
HET BENELUX-MERKENBUREAU,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat : mr C.J.J.C. van Nispen.
tegen
Kees MARINUS,
wonende te Amsterdam,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
De Hoge Raad heeft in dit geding een tussenbeschikking gegeven op 5 februari 1999. Voor het verloop van het geding tot die datum verwijst de Hoge Raad naar die beschikking.
De Hoge Raad heeft bij die beschikking iedere beslissing aangehouden en het geding geschorst totdat het Benelux-Gerechtshof in het geding tussen Campina Melkunie B.V. en het Benelux-Merkenbureau uitspraak zal hebben gedaan.
Het Benelux-Gerechtshof heeft bij arrest van 26 juni 2000 in de zaak A98/2, NJ 2000, 551, in laatst genoemd geding uitspraak gedaan. Voorts heeft dit Hof de onder 2 te vermelden vragen van uitleg aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gesteld.
De Advocaat-Generaal Spier heeft vervolgens op 11 augustus 2000 wederom een tussenconclusie genomen en geconcludeerd tot (1) aanhouding van de zaak in voege zoals onder 4.60 van deze conclusie is vermeld, en (2) behandeling van de klachten voor zover deze, onder de onder 4.61 genoemde voorwaarde, nopen tot het stellen van een of meer aanvullende prejudiciële vragen.
De advocaat van het Benelux-Merkenbureau heeft bij brief van 25 augustus 2000 op deze conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de middelen
2.1 Het gaat in deze zaak om het volgende.
(i) Marinus heeft op 26 augustus 1996 bij het Bureau het teken EROTISCH HUISHOUDTEXTIEL gedeponeerd onder nummer 877371 als woordmerk voor de waren en diensten in de klassen 10, 16 tot en met 22, 24 tot en met 28, en 40 tot en met 42, als vermeld op de bij het depot behorende bijlage, en bij brief van 23 september 1996 aangevuld met de diensten in klasse 35 : Exposeren voor publicitaire en educatieve doeleinden van EROTISCH HUISHOUDTEXTIEL, en voor de waren in klasse 37 : Verhuur van bouwmaterialen.
(ii) Het Bureau heeft bij brief van 29 november 1996 Marinus laten weten de inschrijving van het depot 877371 voorlopig te weigeren. Als reden heeft het Bureau daarvoor opgegeven :
“Het teken EROTISCH HUISHOUDTEXTIEL is uitsluitend beschrijvend voor de in de klassen 10, 16 tot en met 22, 24 tot en met 28, 35, 37 en 40 tot en met 42 genoemde waren en diensten voor zover deze betrekking hebben op erotisch huishoudtextiel. Derhalve mist het teken ieder onderscheidend vermogen zoals bedoeld in artikel 6bis, eerste lid onder a. van de Eenvormige Beneluxwet op de merken (...)”.
(iii) Marinus heeft bij brief van 3 december 1996 tegen deze voorlopige weigering bezwaar gemaakt.
(iv) Het Bureau heeft daarin geen aanleiding gezien zijn voorlopige weigering te herzien.
(v) Bij brief van 26 juni 1997 heeft het Bureau Marinus in kennis gesteld van zijn beslissing, inhoudende definitieve weigering van de inschrijving van het depot.
2.2 Marinus heeft op de voet van art. 6ter BMW verzocht het Bureau te bevelen tot inschrijving van het depot over te gaan. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de woordcombinatie EROTISCH HUISHOUDTEXTIEL niet kan worden aangemerkt als een teken dat louter beschrijvend is en ieder onderscheidend vermogen mist voor waren en diensten in de klassen waarvoor het is gedeponeerd.
Het Hof heeft het Bureau bevolen tot inschrijving van het depot voor het woordmerk EROTISCH HUISHOUDTEXTIEL zoals verricht op 29 maart 1996, onder nummer 877371, zulks zoals nader door het Hof in het dictum van zijn beschikking omschreven.
2.3 Het hof heeft op 3 juni 1999, BIE 1999, 82, in de zaak tussen Koninklijke KPN Nederland N.V. en het Bureau, betreffende een verzoek strekkende tot het verkrijgen van een bevel aan het Bureau om over te gaan tot inschrijving van het depot van het teken “Postkantoor”, waarvan het Bureau de inschrijving daarvan had geweigerd, een tussenbeschikking gegeven. In deze beschikking heeft het Hof een reeks vragen van uitleg voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en het Benelux-Gerechtshof. Het antwoord op een aantal van deze vragen kan van onmiddellijk belang zijn voor de beslissing in het onderhavige geschil. Het komt de Hoge Raad daarom geraden voor iedere beslissing in dit geding aan te houden totdat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en het Benelux-Gerechtshof in de zo-even bedoelde zaak betreffende de inschrijving van het teken “Postkantoor” uitspraak zullen hebben gedaan.
3. Beslissing
De Hoge Raad :
schorst het geding totdat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en het Benelux-Gerechtshof in het hiervoor bedoelde geding tussen Koninklijke KPN Nederland N.V. en het Bureau uitspraak zullen hebben gedaan omtrent de door het Gerechtshof te 's-Gravenhage aan hen voorgelegde vragen van uitleg;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze Beschikking is gegeven door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren W.H. Heemskerk, R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers en H.A.M. Aaftink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 8 december 2000.