Rekestnummer 98/109

Datum
Instantie
CASS NL (concl. A-G)
Merk
kleur oranje
Depotnummer
Deposant
Libertel
Tekst
1
Rekestnummer:98/109
 
Libertel Groep BV tegen Benelux-Merkenbureau
 
Parket, 11 december 1998
Rekestnummer:98/109
 
Hoge Raad der Nederlanden
Mr. Langemeijer
                       
Conclusie op de incidentele verzoeken inzake:
 
Libertel Groep BV
 
tegen
 
Benelux-Merkenbureau
 
Edelhoogachtbaar College,
 
Het gaat in deze zaak om de weigering van de inschrijving van een merk. Alvorens aan de hoofdzaak toe te komen, moet worden beslist op twee incidentele verzoeken die aan Uw Raad zijn gericht.
 
1.         De feiten en het procesverloop
 
1.1.             Libertel heeft op 27 augustus 1996 bij het Benelux-Merkenbureau (hierna: BMB) een oranje kleur gedeponeerd onder nr. 877515 voor waren en diensten op het gebied van de telecommunicatie in de klassen 9, 35, 36, 37 en 38.
 
1.2.      Het BMB heeft op 21 februari 1997 de inschrijving van dit teken voorlopig geweigerd. Als reden heeft het BMB opgegeven dat het gedeponeerde teken enkel bestaat uit de kleur oranje en ieder onderscheidend vermogen, zoals bedoeld in art. 6bis, eerste lid onder a, van de Eenvormige Beneluxweg op de merken (BMW), mist, tenzij er sprake is van inburgering door gebruik. De gestelde inburgering heeft het BMB echter niet willen aannemen, gemeten naar de toestand op de datum van het depot.
 
1.3.      Nadat Libertel hiertegen bezwaar had gemaakt, heeft het BMB op 10 september 1997 definitief besloten de inschrijving te weigeren. Vervolgens heeft Libertel het gerechtshof te ’s-Gravenhage verzocht op de voet van art. 6ter BMW het BMB te bevelen tot inschrijving van het depot over te gaan. Bij beschikking van 4 juni 1998( ). Wanneer deze voorvragen zullen zijn beantwoord, geeft art. 428 Rv de Hoge Raad de bevoegdheid een nadere toelichting door de advocaten te gelasten.
 
3.            Conclusie
 
De conclusie op de incidentele verzoeken strekt tot aanhouding van de behandeling van het cassatieberoep als bovenvermeld.
 
 
 
                                                                        De Procureur-Generaal bij de
                                                                        Hoge Raad der Nederlanden,

 


(1) BIE 1998 nr. 42; IER 1998 nr. 27 m.nt.ChG.
(2) HR 19 juni 1998, RvdW 1998, 126, IER 1998 nr. 26 m.nt. ChG; zie ook D.J.G. Visser en D.W.F. Verkade, Chaotische toestanden rond ‘merkweigering’, Stcrt 1998 nr. 123, blz. 4.
 
(3) Zie o.m. HvJ EG 16 juli 1992, NJ 1994, 684; HvJ EG 9 februari 1995, NJ 1996, 82; T. Heukels en G.H. Meijer, De prejudiciële procedure (..), Trema 1996, blz. 227 e.v., i.h.b. blz. 231.
(4) Het antwoord op de vragen II - V in de BIOMILD-zaak, over toetsing in abstracto of in concreto resp. over de peildatum waarop de inburgering wordt beoordeeld, is van belang voor de onderdelen 2 – 5 van het middel in de onderhavige zaak.
(5) HR 6 november 1998, rek.nrs. 9089 Unilever/BMB; 9099 I.S.P./BMB.
 
2 ) zal hebben beantwoord. (Het antwoord op de vragen VI t/m IX in de BIOMILD-zaak lijkt mij voor de onderhavige zaak niet of, v.w.b. vraag IX, hoogstens zijdelings van betekenis). In verwante zaken tegen het BMB heeft de Hoge Raad om gelijke redenen tot aanhouding van de behandeling besloten( 3 ) heeft de Hoge Raad aan het Benelux Gerechtshof onder I de vraag voorgelegd of van een beslissing ingevolge art. 6ter BMW beroep in cassatie openstaat indien en voor zover het desbetreffende nationale burgerlijk procesrecht tegen door de burgerlijke rechter op verzoekschrift gegeven beslissingen beroep toelaat. Het Benelux Gerechtshof heeft hierop nog niet beslist.
 
 
2.2.      Naar aanleiding van de genoemde beschikking heeft Libertel (cassatierekest blz. 3) haar cassatieberoep voorwaardelijk ingesteld, namelijk onder de voorwaarde dat zij daarin ontvangen zal kunnen worden. Ingeval tegen beslissingen ingevolge art. 6ter BMW géén cassatieberoep openstaat, heeft Libertel zich erover beklaagd dat het gerechtshof, in dat geval de hoogste rechter, in strijd met zijn verdragsrechtelijke verplichting geen prejudiciële vragen heeft gesteld. Voor dat geval heeft Libertel Uw Raad verzocht tóch prejudiciële vragen over de toepassing van art. 6bis BMW voor te leggen aan het Benelux Gerechtshof en/of aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG), ook al kan de bestreden beschikking van het Haagse hof daarmee niet worden geredresseerd en kan het antwoord op die vragen hoogstens leiden tot overwegingen ten overvloede, mede in het belang van de merkenpraktijk.
 
2.3.      Dit incidentele verzoek kan n.m.m. niet ingewilligd worden. Juist doordat het cassatiemiddel voorwaardelijk is voorgedragen, komt de Hoge Raad niet meer aan een beoordeling van de klachten toe indien uitgemaakt zou worden dat tegen beslissingen van het gerechtshof ingevolge art. 6ter BMW geen cassatieberoep openstaat. Daarenboven verdient opmerking dat prejudiciële vragen door het HvJ EG niet worden beantwoord wanneer het antwoord niet nodig is voor de beslechting van een concreet geschil ( 4 ).
 
2.4.            Subsidiair (cassatierekest blz. 4) verzoekt Libertel voor het geval wél cassatieberoep open staat en – in verband met de reeds in de BIOMILD-zaak gestelde prejudiciële vragen – in de onderhavige zaak van prejudiciële vraagstelling wordt afgezien, toegelaten te worden tot het aanvullen of aanpassen van haar cassatierekest naar aanleiding van de (nog te geven) beslissing van het Benelux Gerechtshof in de BIOMILD-zaak. Het BMB (verweerschrift in cassatie blz. 2) heeft zich daartegen niet verzet en heeft eveneens verzocht gelegenheid te krijgen haar stellingname in cassatie aan te vullen nadat antwoord zal zijn gegeven op de prejudiciële vragen in de BIOMILD-zaak.
 
2.5.      Gelet op deze wederzijdse stellingname, komt het raadzaam voor de beslissing in deze zaak aan te houden totdat het Benelux Gerechtshof de vragen I t/m V in de BIOMILD-zaak( 5 ) heeft het hof het verzoek van Libertel afgewezen.
 
1.4.      Bij verzoekschrift, ingekomen 3 augustus 1998, heeft Libertel cassatieberoep ingesteld. Het BMB heeft in cassatie verweer gevoerd. In rubriek II van de cassatieschriftuur heeft Libertel twee incidentele verzoeken tot Uw Raad gericht. Deze conclusie zal zich tot die indicentele verzoeken beperken.
 
2.            Bespreking van de incidentele verzoeken
 
2.1.      In zijn beschikking van 19 juni 1998 over het depot BIOMILD(