Uitspraak : 13 april 2000
Rekestnr. : 99/562
HET GERECHTSHOF TE ‘s-GRAVENHAGE, Kamer M C-5,
heeft de volgende beschikking gegeven op het verzoek van :
CEBIM HANDELSMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Enschede,
verzoekster,
procureur : Mr H.C. Grootveld,
tegen
Het BENELUX-MERKENBUREAU,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verweerder,
procureur : mr C.J.J.C. van Nispen.
De procedure
Bij op 20 augustus 1999 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift (met producties) heeft verzoekster (hierna ook te noemen Cebim) het hof verzocht verweerder (hierna ook te noemen het BMB) te bevelen over te gaan tot inschrijving van het depot van het teken QUICK-MIX, zoals verricht op 28 mei 1998 onder nummer 916 774, met veroordeling van het BMB in de proceskosten.Het BMB heeft bij verweerschrift het hof verzocht het verzoek af te wijzen, met verwijzing van Cebim in de proceskosten. De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 27 maart 2000, waarbij partijen hun standpunten hebben doen bepleiten aan de hand van pleitnotities, Cebim door Mr M.P.B. Oomens, advocate te Amsterdam en het BMB door zijn procureur.
1. Het verzoekschrift is tijdig ingekomen.
2. Uit de processtukken is het volgende gebleken :
a. Cebim heeft op 28 mei 1998, welke datum nader is bepaald op 3 juli 1998, bij het BMB het teken QUICK-MIX onder nummer 916774 als woordmerk gedeponeerd voor de waren in de volgende klassen:
klasse 6 : bouwmaterialen.
klasse 19 : bouwmaterialen, cement, kalk, mortel, gips en grind.
b. Het BMB heeft bij brief van 7 oktober 1989 Cebim laten weten de inschrijving van het gedeponeerde teken voorlopig te weigeren.
Als reden(en) heeft het BMB opgegeven :
"Het teken QUICK-MIX is samengesteld uit de hoedanigheid quick (Engels voor snel) en de soortnaam mix en is uitsluitend beschrijvend voor de hoedanigheid van de in de klassen 6 en 19 genoemde waren met betrekking tot snelle mix. Derhalve mist het teken ieder onderscheidend vermogen zoals bedoeld in artikel 6bis, eerste lid onder a. van de Eenvormige Beneluxwet op de merken(...)"
c. Cebim heeft bij brief van 12 oktober 1998 tegen deze voorlopige weigering bezwaar gemaakt.
d. Het BMB heeft daarin geen aanleiding gezien zijn voorlopige weigering te herzien (brief van 28 oktober 1998).
e. De raadsman van Cebim heeft bij brief van 9 december 1998 de bezwaren van Cebim tegen de voorlopige weigering nader toegelicht.
f. Het BMB heeft bij brief van 7 januari 1999 de raadsman medegedeeld daarin geen aanleiding te zien zijn beslissing te herzien.
g. Het BMB heeft bij brief van 30 juni 1999 aan Cebim mededeling gedaan van zijn beslissing, houdende definitieve weigering van het depot.
3. Cebim heeft op de voet van artikel 6ter van de Eenvormige Beneluxwet op de merken (BMW) het hof verzocht het BMB te bevelen over te gaan tot inschrijving van het depot. Cebim stelt zich op het standpunt dat het teken QUICK-MIX een fantasiebenaming is, althans bestaat uit een originele onderscheidende woordcombinatie en niet uitsluitend beschrijvend is.
4. Het BMB, dat zijn beslissingen heeft gebaseerd op artikel 6bis, eerste lid, onder a, BMB, heeft verzocht het verzoek af te wijzen.
5. Volgens artikel 6bis lid 1, aanhef en onder a BMB moet de inschrijving van een depot worden geweigerd indien het gedeponeerde teken niet beantwoordt aan de in artikel 1 gegeven omschrijving van een merk, met name wanneer het ieder onderscheidend vermogen in de zin van artikel 6quinquies B, onder 2 van het Verdrag van Parijs mist.
Die bepaling luidt :
"Fabrieks- en handelsmerken, als in dit artikel bedoeld, zullen slechts in de volgende gevallen ter inschrijving geweigerd of nietig verklaard kunnen worden :
1. (...)
2. wanneer zij elk onderscheidend kenmerk missen ofwel bestaan uit tekens of aanwijzingen, welke in de handel kunnen dienen tot aanduiding van de soort, de hoedanigheid, de hoeveelheid, de bestemming, de waarde, de plaats van herkomst der waren of het tijdstip van voortbrenging,
of gebruikelijk zijn geworden in de gangbare taal of de eerlijke en vaststaande gewoonten van de handel in het land waar de bescherming wordt gevraagd;"
Het hof gaat ervan uit dat de verwijzing in artikel 6bis BMB naar artikel 6quinquies B, onder 2 van het Verdrag van Parijs niet beperkt is tot de eerstgenoemde categorie maar betrekking heeft op alle drie daar genoemde categorieën.
6. Het gaat thans om de vraag of het teken QUICK-MIX voor de waren in de klassen 6 en 19 waarvoor het depot is verricht onderscheidend vermogen heeft.
7. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend op grond van het volgende.
Bij de beantwoording van de vraag of het teken onderscheidend vermogen heeft, zal het hof eerst de bestanddelen behandelen waaruit het teken is opgebouwd. Het teken is samengesteld uit de woorden "quick" en "mix". De term "quick" is in de Engelse taal een aanduiding voor "snel" en heeft geen enkel onderscheidend vermogen. De term "quick" is als zodanig bekend in (een deel van) de Benelux. Dit laatste geldt ook voor de Engelse term "mix" die een in de Nederlands taal gangbare aanduiding is voor mengsel.
Cebim betoogt dat het teken QUICK-MIX een fantasiebenaming althans een originele woordcombinatie is voor de bouwmaterialen waarvoor het teken is gedeponeerd.
Bij de beoordeling moet het teken steeds worden beschouwd in samenhang met de waren waarvoor het depot is verricht. Zoals door Cebim bij pleidooi mondeling gesteld en door het BMB niet is weersproken, zijn er mortels die bestaan uit zand en cement en uit zand en kalk, die weer gemengd worden met andere stoffen zoals grind en/of gips. Bij de waren waarvoor het depot is verricht zal het in aanmerking komende publiek de woordcombinatie begrijpen als een verwijzing naar een hoedanigheid van deze waren, namelijk dat deze moeten worden vermengd of reeds zijn (voor)vermengd met andere stoffen en wel dat zulks op (relatief) snelle wijze is geschied of zal geschieden. Dat, zoals namens Cebim bij de mondelinge behandeling is verklaard, het bij die waren gaat om hardingsprocessen van geruime tijd, brengt niet mee dat het teken daardoor origineel is of onderscheidend vermogen krijgt.
Naar het oordeel van het hof is het teken, dat verder niets extra's heeft, voor de waren waarvoor het depot is verricht dan ook uitsluitend beschrijvend en ontbeert het voor die waren ieder onderscheidend vermogen, als bedoeld in het Verdrag van Parijs.
Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat aanvaarding van de woordcombinatie QUICK-MIX als merk derden zou verhinderen dezelfde of soortgelijke waren aan te duiden met deze woordcombinatie.
8. Aan het bovenvermelde oordeel doet niet af dat in het Gemeenschappelijk Commentaar van de Regeringen bij het Protocol van 2 december 1992, houdende wijziging van de Eenvormige Beneluxwet op de merken is vermeld dat het nog in richtlijnen vast te leggen toetsingsbeleid (van het BMB) een voorzichtig en terughoudend beleid zal moeten zijn, waarbij met alle belangen van het bedrijfsleven rekening wordt gehouden en waarbij het streven erop gericht zal zijn "slechts de evident ontoelaatbare depots" inhoudelijk te weigeren.
Naar 's Hofs oordeel is deze passage kennelijk ingegeven door de wens om de deposant in twijfelgevallen het voordeel van de twijfel te gunnen maar heeft zij voor de beoordeling of een teken als merk kan dienen, naast de door de Eerste Richtlijn van de Raad van de EG van 21 december 1988, betreffende aanpassing van het merkenrecht der Lid-Staten, nr. 89/104 (PbEG 1989, L40) aan het BMB toegelaten beoordelingsmarges geen zelfstandige betekenis.
9. Het bovenstaande brengt mee, dat het verzoek van Cebim moet worden afgewezen en dat zij als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden verwezen.
Beslissing
Het hof;
wijst het verzoek van Cebim af,
verwijst Cebim in de kosten van deze procedure en begroot deze tot op deze uitspraak aan de zijde van het BMB op f 3.875,-.
Deze beschikking is gegeven door Mrs Fassseur-van Santen, Van Sandick en Kiers-Becking, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2000, in tegenwoordigheid van de griffier.