Zaaknummer: 2008/AR/2644
Uitspraak: 8 oktober 2009
Het HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, 18e KAMER,
na beraadslaging, wijst volgend arrest:
R.G. Nr. 2008/AR/2644
INZAKE VAN :
DE N.V. SWISS HOTEL LEASING COMPANY, met maatschappelijke zetel te 1050 Brussel, Bovenberg 124, ingeschreven bij de KBO onder nummer 0443.435.597
Verzoekster,
Vertegenwoordigd door Meester DEFAUW Christian, advocaat te 1040 BRUSSEL, Sint-Michiellaan 65,
TEGEN:
DE BENELUX ORGANISATIE VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM, gemeenschappelijke dienst aan de Beneluxlanden, opgericht krachtens het Benelux-Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen), met internationale rechtspersoonlijkheid, vertegenwoordigd door de Directeur-generaal van het Bureau (hierna te noemen het BBIE), waarvan de zetel gevestigd is in Nederland, te 2591 XR Den Haag, Bordewijklaan, 15,
Verweerster,
Vertegenwoordigd door Meester C. EYERS loco Meester Brigitte Dauwe, advocaat te 1000 BRUSSEL, Central Plaza, Loksumstraat 25,
***
I. De rechtspleging voor het Hof
01. Bij op 14 oktober 2008 neergelegd verzoekschrift is bij het Hof een beroep ingesteld op grond van artikel 2.12 van het Benelux verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE) tegen een beslissing van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom d.d. 15 augustus 2008.
De bestreden beslissing heeft betrekking op de weigering tot inschrijving van het woordmerk ‘HORTA GALLERY’.
02. Het beroep was oorspronkelijk gericht tegen het Bureau, maar de Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom, die alleen rechtspersoonlijkheid heeft, is vrijwillig in deze procedure tussengekomen.
Het beroep is ontvankelijk nu het binnen de door artikel 2.12 BVIE voorgeschreven termijn is ingesteld.
03. De advocaten van partijen zijn in hun middelen gehoord op de openbare terechtzitting van 11 mei 2009.
II. De aanleiding tot het geschil, de vordering en de standpunten van partijen
04. Verzoekster heeft op 17 oktober 2007 bij het BBIE een woordmerk ‘HORTA GALLERY’ gedeponeerd voor diensten in de administratieve klassen 35, 36 en 41.
Dit depot is de dezelfde dag nog onder nummer 1145329 ingeschreven.
De in de genoemde klassen opgenomen diensten zijn de volgende:
-klasse 35: reclame, beheer van commerciële zaken, zakelijke administratie, kantoorwerkzaamheden;
-klasse 36: beheer en exploitatie van onroerende goederen, makelaardij in onroerende goederen;
-klasse 41: organisatie, beheer en leiding van evenementen, conferenties en/of congressen met betrekking tot opvoeding, opleiding, ontspanning, sportieve en culturele activiteiten.
05. Bij brief van 18 december 2007 heeft het BBIE de gemachtigde van verzoekster in kennis gesteld van de beslissing tot voorlopige weigering van de inschrijving om de volgende redenen:
‘Het teken HORTA GALLERY is beschrijvend. Het bestaat uit de eigennaam HORTA en uit de soortnaam GALLERY (Engels voor galerij). Deze bestanddelen kunnen dienen tot aanduiding van de soort of hoedanigheid van de in klasse 35, 36 en 41 vermelde diensten. De samengestelde woordcombinatie is ook beschrijvend. Het teken mist tevens elk onderscheidend vermogen. De weigering is gebaseerd op artikel 2.11, eerste lid onder b en c, BVIE.’
Genoemd artikel heeft betrekking op de gevallen waarin een merk elk onderscheidend vermogen mist (artikel 2.11.1 onder b.) en waarin het uitsluitend bestaat uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of het tijdstip van vervaardiging van de waren of de verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten (artikel 2.11.1 onder c.).
06. In antwoord op deze mededeling heeft verzoeksters raadsman op 12 juni 2008 een memorie ingediend waarin de weigering bestreden werd en de volgende grieven naar voren werden gebracht.
Hierin wordt gesteld dat het merk bestemd is om een geheel aan diensten aan te duiden, voornamelijk die welke betrekking hebben op de exploitatie en het beheer door verzoekster van een vastgoedcomplex gelegen te Brussel, dat destijds door architect Victor Horta was ontworpen.
Ten aanzien van het vermeend beschrijvend karakter van het teken in relatie tot de beoogde diensten wordt door de gemachtigde aangevoerd dat het teken helemaal niet een ‘locatie ingericht voor het ontvangen van een kunstwerkenverzameling bestemd voor het publiek’ beschrijft en dan ook geen diensten met betrekking tot het beheer van een kunstgalerij aanduidt.
Ten aanzien van het onderscheidend vermogen wordt hierin onder meer aangegeven dat het teken op zich alledaags kan zijn en het aan het BBIE toekomt om het vermeende gebrek aan onderscheidend vermogen in relatie tot de geclaimde diensten aan te tonen.
De gemachtigde is van mening dat het onderscheidend vermogen in casu redelijkerwijs niet in twijfel kan worden getrokken. In dit verband verwijst hij naar de inschrijving door het BHIM van het merk Gallery Hotel Art voor diensten met betrekking tot hotelmanagement en diensten met betrekking tot restaurant, catering en bar.
Het in aanmerking te nemen publiek wordt bestempeld als ‘geïnformeerd en zeker niet het publiek in het algemeen’. Het zou gaan om het publiek dat bestaat uit professionals en/of specialisten die een beroep willen doen op beheersdiensten van onroerende goederen.
07. Daar het van oordeel was dat zijn bezwaren tegen de inschrijving niet waren opgeheven, heeft het BBIE een weigeringsbeslissing op 15 augustus 2008 medegedeeld.
Voordien had het BBIE op 17 juli 2008 de door verzoeksters gemachtigde geuite bezwaren beantwoord door in wezen het volgende te stellen.
Het teken is beschrijvend: het bestaat uit de eigennaam ‘Horta’ en het zelfstandig naamwoord ‘gallery’. Deze woorden kunnen dienen tot aanduiding in de handel van de soort, de hoedanigheid van de in de klassen 35, 36 en 41 genoemde diensten. De samengestelde woordcombinatie is ook beschrijvend. Alle vermelde diensten kunnen betrekking hebben op een galerij over architect Victor Horta of in de stijl Horta (Art Nouveau). Het teken mist bovendien elk onderscheidend vermogen.
Het is niet wenselijk dat een dergelijk teken het voorwerp kan uitmaken van een toe-eigening als merk. De verlening van een merkrecht op dit teken biedt een ongerechtvaardigd voordeel ten opzichte van concurrenten, wat met het algemeen belang strijdig is.
08. Het inleidend verzoekschrift voor het Hof verwijst slechts naar ‘een beslissing die haar bij brief van 15.08.2008 van het BBIE, houdende weigering tot inschrijving van haar op 17.10.2007 verricht merkdepot, is medegedeeld’. Er moet nochtans van worden uitgegaan dat verzoekster hiermee ook de inhoud van de brieven d.d. 18 december 2007 en 17 juli 2008 bedoelt, welke een geheel vormen met de brief van 15 augustus 2008 waarbij de definitieve weigering is medegedeeld.
Verzoekster voert allereerst aan dat de weigeringsbeslissing niet voldoende gemotiveerd is, daar de motivering voor alle bij het depot geclaimde klassen algemeen blijft, terwijl deze diensten onderling geen direct en concreet verband vertonen.
Ten gronde stelt ze dat het relevante publiek niet in de breedste zin mag worden begrepen, doch in tegendeel ervan moet worden uitgegaan dat wat diensten betreft, de gemiddelde consument zeer oplettend is.
Vervolgens doet ze gelden dat de woordcombinatie geen direct en concreet verband met de in de geclaimde klassen opgenomen diensten vertoont, nu de betekenis van ‘HORTA’ en ‘GALLERY’ niet tot de door het BBIE gestelde betekenis mag worden beperkt. In dit verband wijst ze erop dat het BBIE het merk in zijn bestanddelen beoordeeld heeft, terwijl de algemene perceptie doorslaggevend is.
Tot slot merkt ze op dat het gedeponeerde merk gelet op de beslissingspraktijk van het BBIE zeker zijn eigen merites heeft.
Ze vordert dat het BBIE bevolen wordt het woordmerk HORTA GALLERY in te schrijven om de diensten in klasse 35, 36 en 41 aan te duiden. Ze vordert tevens de verwijzing van het BBIE in de kosten van het geding, inclusief de op 1.200 euro begrote rechtsplegingsvergoeding.
09. Het BBIE houdt vol dat de twee in de bestreden beslissing aangehaalde weigeringsgronden zich tegen inschrijving van het merk verzetten.
Het is van oordeel dat de bestreden beslissing uit een correcte toepassing van de ter zake geldende uitgangspunten voortvloeit.
Wat het relevante publiek betreft, is het van mening dat het teken zich zowel tot een breed publiek als tot professionals van bepaalde diensten richt. In dit verband merkt het op dat verzoekster thans het betwiste teken gebruikt voor de exploitatie van een handelsgalerij, die op de plaats van een oorspronkelijk door Victor Horta ontworpen galerij gelegen is. Ten overvloede merkt het op dat een gespecialiseerd publiek nog beter dan een gemiddeld publiek de band zal begrijpen tussen de diensten en de stijl van de beroemde architect en ontwerper Horta.
Ten aanzien van het beschrijvend karakter van het woordteken ‘HORTA’ is het BBIE van mening dat de naam en de stijl wereldwijd bekend zijn, ze behoren tot de algemene kennis van een belangrijk deel van het Benelux publiek en ze zijn beschrijvend voor de stijl van architectuur, meubilair en ornamenten.
Bij wijze van voorbeeld noemt het BBIE de mogelijkheid dat de exploitatie van onroerende goederen ook een handelsgalerij zou kunnen omvatten waarvan de inrichting of decoratie door de Horta stijl geïnspireerd wordt en dat een dienst voor de organisatie van evenementen het Art Nouveau (Déco?) zou kunnen promoten dan wel als thema hebben.
Het bestanddeel GALLERY wordt als beschrijvend beschouwd voor de in het depot genoemde diensten. Het behoort tot de Engelse taal die door een groot gedeelte van het publiek in de Benelux begrepen wordt en het zal als ‘galerij’ worden verstaan, temeer doordat er auditieve gelijkenis tussen de betrokken Franse en Engelse woorden bestaat.
Volgens het BBIE kan de term ‘galerij’ dienen tot aanduiding van een kenmerk van de in het depot vermelde diensten.
De beoordeling voor het teken als geheel is nauwelijks verschillend, nu de optelsom van beide woorden, die in een gangbare uitdrukking zijn samengebracht, geen merkbaar verschil oplevert ten opzichte van beide woorden afzonderlijk.
Voorts wordt door het BBIE aangegeven dat het beschrijvend karakter duidelijk bevestigd wordt door het gebruik dat verzoekster thans maakt van het gedeponeerde teken voor een handelsgalerij “HORTA GALLERY”. Het gaat hierbij om een galerij die destijds door Victor Horta is ontworpen en in de geest van de stijl van de architect gerestaureerd is.
III. Bespreking
A. De grief met betrekking tot het gebrek aan afdoende motivering.
10. Verzoekster betoogt allereerst dat het BBIE zich niet tot een globale motivering kon beperken om de weigering tot inschrijving te verantwoorden, nu de diensten waarvoor deze inschrijving is aangevraagd onderling geen genoegzaam direct en concreet verband vertonen opdat ze een samenhangende categorie vormen.
De bestreden beslissing werpt een absolute weigeringsgrond op voor alle diensten die tot de onder randnummer 04 genoemde drie klassen behoren.
11. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) dient de merkenautoriteit in haar beslissing voor elk van de in de aanvraag om inschrijving opgegeven waren en diensten haar conclusie te vermelden, maar wanneer dezelfde weigeringsgrond wordt ingebracht voor een categorie of een groep van waren of diensten, kan een globale motivering volstaan (HvJEG arrest 12 februari 2004 inzake KPN Nederland [merk Postkantoor], C-363/99, r.o. 31, 35, 36 en 73; HvJEG arrest 15 februari 2007 inzake Management Training and Consultancy [merk The Kitchen Company], C-239/05, r.o. 31 – 36).
In onderhavig geval heeft het BBIE in zijn motivering, die in alle uitgewisselde brieven besloten ligt, aangegeven dat de diensten betrekking kunnen hebben op een galerij in de stijl Horta, dat de woordcombinatie bijgevolg beschrijvend is en derhalve een weigering op deze grond uitgesproken wordt.
12. Aangezien verzoekster het BBIE niet had voorgesteld om het merk in voorkomend geval voor bepaalde diensten in te schrijven en voor andere te weigeren, kon het enkele feit dat een weigering uit hoofde van onderscheidend vermogen tegen bepaalde diensten wordt opgeworpen slechts leiden tot een weigering voor alle diensten. Onder deze omstandigheden kon het BBIE zich ertoe beperken aan te geven dat het beschrijvend karakter van het merk zich tegen de inschrijving ervan verzette, zonder een onderscheid te maken tussen de verschillende diensten waarvoor de merkbescherming is aangevraagd.
De grief is niet gegrond.
B. Ten aanzien van de grieven over de weigering ten gronde.
13. Het onderscheidend vermogen van het merk HORTA GALLERY heeft betrekking op het vermogen dat dit merk heeft om de diensten in de onder randnummer 4 vermelde klassen te identificeren als afkomstig van verzoeksters onderneming en dus om die diensten van die van een andere onderneming te onderscheiden (HvJEG arrest 04 mei 1999, zaken Windsurfing Chiemsee, C-108/97 en C-109/97, punt 49; HvJEG arrest 25 oktober 2007, zaak Develey, C-238/06, punt 79).
Het onderzoek naar dit identificerend vermogen moet geschieden aan de hand van het teken zoals het gedeponeerd is, met inachtneming van alle relevante concrete elementen en omstandigheden en in relatie tot de diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd.
Aldus kan worden onderzocht of het bedoelde publiek op basis van het merk en naargelang zijn positieve dan wel negatieve ervaringen met de diensten zijn keuze doen, hetzij om de aankoop te herhalen, hetzij om die te mijden (GEA arrest 12 maart 2008, zaak Compagnie SAS, T-341/06, punt 29).
14. In dit geval gaat het erom het onderscheidend vermogen van bedoeld teken te beoordelen voor diensten die mede verband houden met reclame, beheer van commerciële zaken, beheer en exploitatie van onroerende goederen en organisatie en beheer van evenementen, conferenties evenals opleiding, ontspanning en sportieve en culturele activiteiten.
Nu de door het merk verleende bescherming tot het ingeroepen teken en de in het depot opgenomen diensten beperkt is, maakt het geen verschil te weten welke subjectieve redenen aan de keuze van het teken ten grondslag lagen dan wel welk gebruik verzoekster op het tijdstip van het depot van het merk hiervan maakt.
15. Het onderscheidend vermogen moet in het licht van de perceptie van het teken door het relevante publiek beoordeeld worden.
Nu de vermelding van de door verzoekster bedoelde diensten niet tot professionals is voorbehouden, althans gedeeltelijk, richt het betwiste teken zich niet uitsluitend tot een gespecialiseerd publiek en bestaat het relevante publiek uit de gemiddelde consument in het algemeen.
Dit publiek wordt geacht normaal geïnformeerd en redelijk oplettend en omzichtig te zijn.
16. Het onderscheidend vermogen van het teken ‘HORTA GALLERY’ moet worden beoordeeld in functie van de concrete totaalindruk die van het merk kan uitgaan in de perceptie door het betrokken publiek.
Deze aanpak staat er evenwel niet aan in de weg dat in eerste instantie de bestanddelen van het merk achtereenvolgens in aanmerking worden genomen (HvJ arrest 30 juni 2005, zaak Eurocermex, C-286/04, punten 22 en 23; HvJEG arrest 25 oktober 2007, zaak Develey, punt 82).
17. Allereerst moet worden opgemerkt dat het merk uit twee woorden bestaat die gemakkelijk kunnen worden herkend als twee bestanddelen die gezamenlijk het merk vormen.
Het woord ‘HORTA’ heeft geen betekenis, maar is een familienaam. Deze naam werd door een beroemde Belgische architect gedragen, maar wordt thans ook door natuurlijke personen en rechtspersonen in het Beneluxgebied gedragen.
Het woord ‘GALLERY’ van Engelse oorsprong vertoont gelijkenissen met het woord ‘galerie’ (Frans) en ‘galerij’ (Nederlands) en heeft dezelfde betekenis als deze. Het wordt in zijn gebruikelijke betekenis opgevat en als zodanig begrepen door het relevante publiek.
Voor zover het woord ‘gallery’ in het Nederlands zou kunnen worden verstaan als een verwijzing naar de activiteit ‘houden van een galerij’, dient ervan uitgegaan te worden dat dit verband ver boven het perceptieniveau van het relevante publiek ligt.
18. Daar de merkbescherming voor genoemde diensten wordt aangevraagd, impliceert de omstandigheid dat beide bestanddelen van het teken herkend en begrepen kunnen worden nog niet dat dit noodzakelijkerwijs een cognitief reflex bij het relevante publiek oproept en het dan ook in zijn bestanddelen wordt opgevat.
Immers, in zijn taalkundige betekenis zou het naar een plaats of een activiteit voor tentoonstelling en verkoop kunnen verwijzen, maar het suggereert niet de verlening van diensten.
Voorts wordt niet gesteld dat het betwiste teken gewoonlijk in de Benelux gebruikt wordt om een van de diensten aan te duiden die in een van de klassen zijn opgenomen waarvoor de merkbescherming wordt aangevraagd.
19. Daar het teken niet volledig alledaags is en geen direct en concreet verband vertoont met de diensten waarvoor verzoekster het wenst te gebruiken, is het in beginsel geschikt om een onderscheidend vermogen te verlenen en als merk te fungeren.
Onder voorbehoud van het eventueel beschrijvend karakter van dit merk is een weigering tot inschrijving omreden dat het merk elk onderscheidend vermogen in de zin van artikel 2.11.1b mist mitsdien niet gegrond.
Immers, dit laat onverlet dat ondanks de geschiktheid om als merk te fungeren het BBIE de inschrijving op grond van het beschrijvend vermogen als bedoeld in artikel 2.11.1.c BVIE zou kunnen weigeren.
20. Volgens artikel 2.11.1.c BVIE moet de inschrijving van een teken dat uitsluitend bestaat uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of tijdstip van vervaardiging van het product of elk ander kenmerk ervan geweigerd worden.
In dat geval vereist het algemeen belang dat deze bepaling nastreeft dat zulke tekens of aanduidingen door eenieder vrij gebruikt kunnen worden (HvJEG arrest 23 oktober 2003, zaak Wrigley [Doublemint] C-191/01, punten 31 en 32; HvJEG arrest 19 april 2007, zaak Celltech, C-276/05, punt 75).
Gelet ook op het oogmerk van algemeen belang dat met deze bepaling wordt nagestreefd moet worden overwogen dat de aanduiding van de dienst of de beschrijving van een van zijn kenmerken betrekking moet hebben op een objectief en concreet kenmerk.
Hierbij volstaat het dat het teken of de aanduiding een kenmerk in een van de mogelijke betekenissen kan aanwijzen. Indien het teken op het tijdstip van de inschrijvingsaanvraag niet daadwerkelijk ter beschrijving van waren of diensten zoals die waarvoor de aanvraag is ingediend dan wel van de kenmerken van die waren of diensten gebruikt wordt, moet desalniettemin nagegaan worden of het teken voor zulke doeleinden kan worden gebruikt (HvJEG arrest 4 mei 1999, zaak Windsurfing Chiemsee, C-109/97, punten 31 en 37; HvJEG arrest 12 februari 2004, zaak Campina Melkunie [Biomild] punt 38) en of zulk een gebruik in de toekomst redelijkerwijs kan worden aangenomen (GEA arrest 12 maart 2008, zaak Compagnie SAS, T-341/06, punt 43).
19. Het beweerdelijk beschrijvend karakter van het teken ‘HORTA GALLERY‘ moet in het licht van zijn betekenis in het normale taalgebruik voor de aanduiding van diensten dan wel van een van hun kenmerken worden onderzocht.
Dit beschrijvend karakter zou slechts kunnen berusten op de constatering dat het relevante publiek onmiddellijk en zonder verder nadenken een concreet en direct verband zal leggen tussen de betrokken diensten en de betekenis van het woordteken.
De inschrijving mag dan ook slechts geweigerd worden indien vaststaat dat de termen waaruit het merk bestaat opgevat zullen worden als – thans of eventueel in de toekomst – informatieverstrekkend over de aard of de kenmerken van de in de aanvraag om inschrijving gedoelde diensten en over hun bestemming.
Nu het gaat om een uit twee woorden samengesteld merk, kan het onderzoek van beschrijvend karakter niet beperkt worden tot dat van de bestanddelen van dit woord, doch moet het op het geheel betrekking hebben (HvJEG, arrest 19 april 2007, zaak Celltech, C-273/05, punten 77, 78 en 79).
22. Het Hof heeft reeds vastgesteld dat het teken uit twee woorden bestaat die door het relevante publiek begrepen kunnen worden maar dat het teken als geheel niet naar de diensten verwijst waarvoor verzoekster het wenst te gebruiken.
Wat de familienaam HORTA betreft, staat het buiten kijf dat hij niets zegt over de aard, de kenmerken of de bestemming van de diensten in klasse 35, 36 en 41.
De betekenis van het woord ‘GALLERY’ verstrekt geen informatie van beschrijvende aard met betrekking tot diezelfde diensten. Het zou slechts anderszins in verband worden gebracht omwille van de eventuele strekking van genoemde diensten.
Dezelfde conclusie geldt voor beide woorden samen.
23. Te dien aanzien moet erop gewezen worden dat het uiteraard helemaal niet ter zake doet dat een of meerdere van genoemde diensten op een plaats betrekking kunnen hebben die met architect Horta of een galerij verband zou kunnen houden om op die basis te concluderen tot het bestaan van een beschrijvend karakter van de dienst. Immers, anders beslissen zou erop neerkomen dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen de eigenlijke generieke dienst, waarvoor bescherming wordt aangevraagd, en het voorwerp waarop een van die diensten incidenteel betrekking zou kunnen hebben.
Het volstaat niet dat het beheer van een gebouw of een activiteit als vastgoedagentschap in voorkomend geval op een door architect Horta ontworpen gebouw of een galerij betrekking zou kunnen hebben om op deze grond te stellen dat het merk dat bij hypothese ‘HORTA GALLERY’ zou kunnen zijn, tot aanduiding van een kenmerk van genoemde activiteiten kan dienen.
24. Het teken ‘GALLERY HORTA’ is dus niet een loutere combinatie van bestanddelen waarvan elk thans beschrijvend is voor de soort of de kenmerken van de diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd.
Nu de bestanddelen van het merk niet uitsluitend beschrijvend zijn en het uit hun samenvoeging ontstane woord geen eigen betekenis in relatie tot de betrokken diensten heeft, kan dit het merk geen beschrijvend karakter verlenen voor de diensten waarvoor de bescherming is aangevraagd.
Daarnaast kan redelijkerwijs niet worden aangenomen dat dit teken in de toekomst de betekenis zou kunnen krijgen van een activiteit die op de diensten in klasse 35, 36 en 41 betrekking heeft of dat het gebruikt zou kunnen worden om een van de in artikel 2.11.1.c BVIE bedoelde kenmerken aan te duiden.
25. Nu het teken in kwestie niet uitsluitend bestaat uit beschrijvende tekens in de zin van artikel 2.11.1.c BVIE, is een weigering tot inschrijving op die basis niet gerechtvaardigd.
26. Nu de bestreden beslissing niet naar recht verantwoord is, is er aanleiding om deze te vernietigen en de BOIE en haar Bureau te bevelen het merk ‘GALLERY HORTA’ in te schrijven.
27. Met betrekking tot de begroting van de kosten hebben partijen ter openbare terechtzitting verklaard dat er geen aanleiding bestaat het bij koninklijk besluit van 26 oktober 2007 vastgestelde basisbedrag te verhogen noch te verlagen.
Daar het om een geschil gaat waarvan het bedrag niet in geld waardeerbaar is, dient de rechtsplegingsvergoeding die verzoekster toekomt op 1.200 euro te worden begroot.
Om deze redenen,
Het Hof,
Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken,
Rechtdoende op tegenspraak,
Ontvangt het beroep en verklaart het gegrond;
Vernietigt de bestreden beslissing,
Beveelt de Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom en haar Bureau om tot inschrijving in het Benelux merkenregister over te gaan van het op 17 oktober 2007 door verzoekster onder nummer 1145329 verrichte depot van het merk “HORTA GALLERY” voor de diensten in klassen 35, 36 en 41. .
Veroordeelt verweerster tot betaling van de gedingkosten die worden begroot op 1.386 euro (186 + 1.200), inclusief de rechtsplegingsvergoeding voor verzoekster.
Dit arrest is gewezen door de 18e kamer van het hof van beroep te Brussel, samengesteld uit P. Blondeel, Kamervoorzitter, A. Bouché, raadsheer en E. Bodson, raadsheer, die alle zittingen hebben bijgewoond en over de zaak beraadslaagd hebben.
Het is uitgesproken ter openbare burgerlijke terechtzitting door P. Blondeel, Kamervoorzitter, bijgestaan door D. Van Impe, griffier, op 8 oktober 2009
D. VAN IMPE
E. BODSON
A. BOUCHE
P. BLONDEEL
* * * * *