Rekest number 2009/AR/771

Date
Instance
APP BE
Trademark
MONTE-CARLO RESORT
Application number
Applicant
LA SA DES BAINS DE MER ET DU CERCLE DES ETRANGERS
Text

Zaak: 2009/AR/771

DE SA DES BAINS DE MER ET DU CERCLE DES ETRANGERS tegen DE BENELUX ORGANISATIE VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM

Het HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, 18e KAMER,

na beraadslaging, wijst volgend arrest: 

Uitspraak: 11 maart 2010
R.G. Nr. 2009/AR/771
Definitief arrest

INZAKE VAN :

DE SA DES BAINS DE MER ET DU CERCLE DES ETRANGERS, maatschappij naar Monegaskisch recht, met maatschappelijke zetel te MC-9800 MONACO, Prinsdom Monaco, Place du Casino, die ten kantore van haar raadsman, Mr. V.V. DEHIN, advocaat te 4000 LUIK, rue Sainte-Croix 4, domicilie kiest,
Eiseres,
Vertegenwoordigd door Meesters Victor-Vincent DEHIN en Julien JOST, advocaten te 4000 LUIK, rue Sainte-Croix 4,

TEGEN:

DE BENELUX ORGANISATIE VOOR DE INTELLECTUELE EIGENDOM, met internationale rechtspersoonlijkheid krachtens artikel 1.4 van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom, vertegenwoordigd door de Directeur-generaal van het Bureau, waarvan de zetel gevestigd is in Nederland, te 2591 XR Den Haag, Bordewijklaan, 15,
Verweerster,
Vertegenwoordigd door Meester C. EYERS loco Meester Brigitte Dauwe, advocaat te 1000 BRUSSEL, Loksumstraat 25, 


I. De rechtspleging voor het Hof.

01. Op 23 maart 2009 is door eiseres ter griffie van het hof een verzoekschrift neergelegd op grond van artikel 2.12 van het Benelux verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE) van 25 februari 2005 binnen de in genoemde bepaling gestelde termijn.

Het beroep is gericht tegen de beslissing van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) van 23 januari 2009 tot weigering van het woordmerk “MONTE-CARLO RESORT”.

02. De advocaten van partijen zijn in hun middelen gehoord op de openbare terechtzitting van 12 november 2009.

03. Het openbaar ministerie heeft op 26 november 2009 een conclusie genomen.

04. De zaak is op 03 december 2009 in beraad genomen.


II. De aanleiding tot het geschil en de bestreden beslissing

05. Verzoekster heeft op 27 januari 2007 bij de Office Mondiale de la Propriété Intellectuelle (OMPI) de internationale inschrijving verkregen van het woordmerk ‘MONTE-CARLO RESORT’ voor waren in de klassen 8, 9, 11, 21, 24 en 28, alsook voor diensten in de klassen 38, 41 en 43 (classificatie van Nice).

In het depot worden geen kleur noch enige specifieke voorstelling van de woordtekens geclaimd.

De klassen waarvoor bij genoemd depot bescherming wordt gevraagd bevatten de volgende waren en diensten:

- 8: messenmakerwaren, vorken en lepels;

- 9: fotografische, cinematografische, optische toestellen ; apparaten voor het opnemen, het overbrengen en het weergeven van geluid of beeld; magnetische gegevensdragers, schijfvormige geluidsdragers; verkoopautomaten en mechanismen voor apparaten met vooruitbetaling; kasregisters, rekenmachines, gegevensverwerkende apparatuur en computers;

- 11: verwarmings-, koel- en, droogapparaten;

- 21: gerei en vaatwerk voor de huishouding of de keuken noch uit edele metalen noch uit opgelegd werk, glas-, porselein- en aardewerk voor zover niet begrepen in andere klassen;

- 24: dekens en tafellakens;

- 28: spellen; gymnastiek- en sportartikelen voor zover niet begrepen in andere klassen;

- 38: telecommunicatie;

- 41: ontspanning; online geleverde ontspanning door middel van computergegevens of via internet; culturele activiteiten;

- 43: restauratie (het verstrekken van voedsel en dranken); tijdelijke huisvesting; diensten met betrekking tot de reservering van hotelkamers door reisbureaus of makelaars.


06. Nu het internationaal depot de Benelux onder de betrokken landen aanwees, moest het BBIE de inschrijvingsaanvraag ingevolge artikel 5 van de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken in behandeling nemen en in voorkomend geval het Internationaal Bureau in kennis stellen van de weigering tot inschrijving onder vermelding van alle gronden.


07. Bij brief van 03 maart 2008 heeft het BBIE het Internationaal Bureau in kennis gesteld van een beslissing tot voorlopige weigering van de inschrijving om de volgende redenen:

Het teken MONTE-CARLO RESORT is beschrijvend. Het bestaat uit de geografische herkomst MONTE-CARLO en de soortnaam RESORT (Engels voor: plaats/hotel). Deze bestanddelen kunnen dienen tot aanduiding van de soort, de hoedanigheid, de bestemming en de plaats van herkomst van de in klasse 8, 9, 11, 21, 24, 28, 38, 41 en 43 vermelde waren en diensten. Het teken mist tevens elk onderscheidend vermogen. De weigering is gebaseerd op artikel 2.11, eerste lid onder b en c, BVIE.’

Genoemd artikel heeft betrekking op de gevallen waarin een merk elk onderscheidend vermogen mist (artikel 2.11.1 onder b.) en waarin het uitsluitend bestaat uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of het tijdstip van vervaardiging van de waren of de verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten (artikel 2.11.1 onder c.).


06. In antwoord op deze mededeling heeft verzoeksters vakraadsman, gemachtigde, Bureau Kirkpatrick, op 21 augustus 2008 een bezwaarschrift ingediend waarin de volgende grieven naar voren werden gebracht.

Het beschrijvend karakter moet in functie van de in de inschrijving bedoelde waren en diensten en in relatie tot de perceptie van het relevante publiek worden beoordeeld.
Het relevante publiek, d.i. de gemiddelde consument in de Benelux, begrijpt de term Monte-Carlo afzonderlijk beschouwd, maar begrijpt niet waarnaar het woord ‘resort’ verwijst, dat twee betekenissen heeft: ‘beroep’ en ‘verblijfsoord’ en sterker nog op het gebied van de waren en diensten die door het merk moeten worden afgedekt.

Het merk MONTE-CARLO RESORT vormt niet en zou ook niet ten opzichte van de belanghebbende kringen in het algemeen een beschrijving kunnen vormen van de eigenschappen van de betrokken waren. De gemiddelde consument kan geen directe band leggen tussen het merk als geheel beschouwd en een mogelijke aanduiding in de handel van de soort, hoedanigheid, bestemming en/of geografische herkomst van de waren en diensten waarvoor de bescherming gevraagd wordt.

Ten aanzien van het onderscheidend vermogen wordt erop gewezen dat het merk geschikt is om de oorsprong van de waren en diensten aan te geven. In dit verband wordt gewezen op het willekeurige karakter van het teken en de garantie van een zeker luxeniveau bij de prestaties, doordat de herkomst van de waren voornamelijk herkend wordt via de website ‘montecarloresort.com’. Betoogd wordt dat ‘Monte-Carlo’ een historisch originele creatie is en een van de oudste luxemerken ter wereld.
Concluderend bevestigt deze raadsman primair het verzoek tot inschrijving voor alle in het depot genoemde klassen. Subsidiair wordt in overweging gegeven klasse 43 te schrappen. Zodoende zouden alleen waren en diensten gehandhaafd worden ten aanzien waarvan kennelijk geen directe band bestaat met de term ‘Monte-Carlo resort’.


09. In zijn brief van 8 januari 2009 heeft het Bureau toegelicht waarom het zich niet kon vinden in verzoeksters stelling.

Het geeft aan dat het teken geweigerd is omdat het uit de geografische aanduiding MONTE-CARLO en uit het woord RESORT bestaat.
Het woord ‘resort’ bevindt zich in het Nederlandse woordenboek Van Dale en een opzoeking in het Frans via de zoekmachine Google levert 829.000 resultaten op zodat het hiervan afleidt dat het woord meteen in de door het woordenboek gegeven betekenis begrepen wordt: een min of meer luxueus residentiecomplex, in het bijzonder voor vakantiegangers of renteniers.

Ten aanzien van de term Monte-Carlo neemt het aan dat deze plaats bij het grote publiek bekend staat voor de grote luxe, maar voegt eraan toe dat dit teken niet meer is dan de benaming van de meest bekende wijk onder de tien wijken van het Prinsdom Monaco.

Hieruit leidt het af dat alle in het depot genoemde waren en diensten in een ‘resort’ gebruikt worden et het betrokken publiek meteen zal begrijpen dat deze waren en diensten voor het ‘resort Monte-Carlo’ bestemd zijn.

Tenslotte is het van oordeel dat het onderscheidend vermogen ontbreekt, daar het betwiste teken uitsluitend bestaat uit elementen zonder onderscheidend vermogen ten opzichte van de bij het depot genoemde waren en diensten en het geheel geen merkbaar verschil vertoont ten opzichte van de som van zijn bestanddelen.


10. Daar het vervolgens van oordeel was dat zijn bezwaren tegen de inschrijving niet waren opgeheven, heeft het BBIE op 23 januari 2009 een formele weigeringsbeslissing meegedeeld.


11. Het inleidend verzoekschrift voor het Hof geeft aan dat het beroep gericht is tegen de definitieve weigering tot inschrijving die op 23 januari 2009 is meegedeeld maar uit de overwegingen van genoemde akte blijkt dat verzoekster hiermee ook de inhoud van de brieven d.d. 3 maart 2008 en 8 januari 2009 bedoelt, welke een geheel vormen met de brief van 23 januari 2009 waarbij de definitieve weigering is medegedeeld.


12. Verzoekster betwist dat de term ‘resort’ door de gemiddelde Benelux consument zal worden begrepen in de afgeleide betekenis die hij in het Engels heeft gekregen. Volgens haar is de oorspronkelijke betekenis van dit woord nauwelijks anders dan die welke het heeft in het Frans (ressort), in het Duits (Ressort) en het Nederlands (ressort), wat niets te maken heeft met de ‘verblijfs- en recreatieoord’.

Daarnaast licht ze toe dat ‘monte-carlo’ de naam is die gegeven is aan het ‘Plateau des Spéluges’ en hij dus neerkomt op een originele creatie en verder merkt ze op dat het Benelux register een groot aantal merken bevat in relatie tot haar activiteiten en waarvan de term ‘monte-carlo’ een van de bestanddelen is.
Zij is van oordeel dat het teken niet beschrijvend is want het verwijst noch rechtstreeks noch onrechtstreeks naar waren en diensten waarvoor de inschrijving aangevraagd wordt, noch naar hun essentiële kenmerken. De woordcombinatie ‘Monte-Carlo resort’, in zijn geheel beschouwd, vormt een willekeurige combinatie waarbinnen elke term zijn eigenheid verliest.

Zij bekritiseert ook dat het BBIE het gebrek aan onderscheidend vermogen in abstracto afleidt van het verkeerde uitgangspunt dat de combinatie beschrijvend is.
Het onderscheidend vermogen resulteert volgens haar met name uit het feit dat het gebruik van het betrokken teken het voorwerp uitmaakt van een exclusieve concessie die door de Monegaskische regering is verleend en uit de jarenlange exploitatie die ze van deze term maakt.

Verzoekster geeft ook aan dat andere merkenautoriteiten die onder Engelstalige Staten vallen de combinatie zondermeer ter inschrijving hebben aanvaard.
Op zijn minst zou het teken het vereiste onderscheidend vermogen hebben verworven door het gebruik dat hiervan is gemaakt.


13. Ze vordert dat het BBIE bevolen wordt over te gaan tot inschrijving van het woordmerk ‘MONTE-CARLO RESORT’ voor de negen klassen die in de internationale inschrijving zijn genoemd.

Ze vordert tevens de verwijzing van het BBIE in de kosten van het geding, inclusief de op 1.200 euro begrote rechtsplegingsvergoeding.


14. Het BBIE houdt vol dat de twee in de bestreden beslissing aangehaalde weigeringsgronden zich tegen inschrijving van het merk verzetten.

Het merkt allereerst op dat de term ‘MONTE-CARLO’ beschrijvend is voor de geografische herkomst van de voorgestelde waren en diensten.
Vervolgens geeft het met betrekking tot het woord ‘resort’ aan dat dit woord ook ‘hotelcomplex’ betekent en het vaak in die zin gebruikt wordt in brochures van reisbureaus, in teksten die in het Frans zijn opgesteld.

Met betrekking tot de waren en diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd is het vervolgens van oordeel dat het relevante publiek niet alleen de gemiddelde consument is doch vooral het publiek dat werkelijk door eiseres beoogd wordt, namelijk een luxecliënteel dat zich voor het vermaak of voor zaken verplaatst en in luxeoorden verblijft.
In dit verband geeft het aan dat het teken thans gebruikt wordt voor de exploitatie van een ‘resort’ waarvan de bestanddelen niet voor de gemiddelde consument bestemd zijn, daar eiseres zich op een ‘publiek van topniveau’ richt en prijzen hanteert die buiten het bereik van de gemiddelde consument staan.

Het is van mening dat de term beschrijvend is daar hij het oord identificeert waar de waren en diensten van eiseres aangeboden worden of waarvan ze afkomstig zijn. De term kan derhalve dienen tot aanduiding van de herkomst van de waren en diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd waarbij deze op het beheer van een restaurant of hotel in het algemeen evenals op de organisatie van ontspanning voor de klanten van die hotels en/of casino’s betrekking hebben.

In zijn geheel beschouwd kan de beoordeling van het beschrijvend karakter van het teken niet anders zijn, nu er geen merkbaar verschil tussen de woorden en hun optelsom bestaat.
Tenslotte voegt het hieraan toe dat het teken geenszins de voorwaarden vervult opdat het geacht kan worden een onderscheidend vermogen te hebben verworven door het gebruik.

Nu het gebrek aan onderscheidend vermogen uit het beschrijvend karakter van het teken dient te worden afgeleid, kan het niet als merk ingeschreven worden.

Daarnaast geeft het BBIE aan dat in tegenstelling tot hetgeen door eiseres beweerd wordt het teken niet in de Verenigde Staten is aanvaard, behalve voor klasse 41 en 43, en het door verschillende merkenautoriteiten (Finland, Zweden en Duitsland) is geweigerd.


III. Bespreking

15. Het onderscheidend vermogen van het betwiste teken heeft betrekking op het vermogen dat dit merk heeft om de waren en diensten in de onder randnummer 5 vermelde klassen te identificeren als afkomstig van verzoeksters onderneming en dus om die diensten van die van een andere onderneming te onderscheiden (HvJEU arrest 04 mei 1999, zaken Windsurfing Chiemsee, C-108/97 en C-109/97, punt 49; HvJEU arrest 25 oktober 2007, zaak Develey, C-238/06, punt 79).

Het onderzoek naar dit vermogen moet geschieden aan de hand van het teken zoals het gedeponeerd is, met inachtneming van alle relevante concrete elementen en omstandigheden en in relatie tot de diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd.
Aldus kan worden onderzocht of het bedoelde publiek op basis van het merk en naargelang zijn positieve dan wel negatieve ervaringen met de diensten zijn keuze doen, hetzij om de aankoop te herhalen, hetzij om die te mijden (GEA arrest 12 maart 2008, zaak Compagnie SAS, T-341/06, punt 29).


16. Blijkens artikel 2.11.1.c BVIE moet de inschrijving geweigerd worden van een teken dat uitsluitend bestaat uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of het tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten.

In dit geval vereist het aan deze bepaling ten grondslag liggende algemeen belang dat dergelijke tekens of benamingen door eenieder vrij moeten kunnen worden gebruik (HvJEU arrest 23 oktober 2003, zaak Wrigley [Doublemint] C-191/01, r.o. 31 en 32; HvJEU arrest 19 april 2007, zaak Celltech, C-276/05, r.o. 75).


17. Het onderscheidend vermogen moet in het licht van de perceptie van het teken door het relevante publiek beoordeeld worden.

In onderhavig geval zijn de bij de inschrijvingsaanvraag bedoelde waren en diensten in beginsel voor iedereen bestemd. Uit de door eiseres verstrekte toelichtingen blijkt echter dat haar activiteiten op de exploitatie van badinstallaties, hotels en luxerestaurants, het Casino, speelhuizen, kuurwezen en spektakels betrekking hebben en het het woord ‘MONTE-CARLO RESORT’ al in dit verband gebruikt.
Hieruit kan worden afgeleid dat het relevante publiek niet uitsluitend bestaat uit de gemiddelde consument die geacht wordt normaal geïnformeerd en redelijk oplettend en omzichtig te zijn, doch vooral uit een segment van het publiek dat aangetrokken is door zakenreizen of luxe vermaakreizen en waarvan de financiële middelen toereikend zijn voor de hoge prijzen die door eiseres in Monaco gehanteerd worden.


18. Het onderscheidend vermogen van het betwiste teken moet worden beoordeeld in functie van de concrete totaalindruk die van het merk kan uitgaan in de perceptie door het betrokken publiek.

Deze aanpak staat er evenwel niet aan in de weg dat in eerste instantie de bestanddelen van het merk achtereenvolgens in aanmerking worden genomen (HvJ arrest 30 juni 2005, zaak Eurocermex, C-286/04, punten 22 en 23; HvJEU arrest 25 oktober 2007, zaak Develey, punt 82).

Bij een merk dat uit verschillende woorden bestaat die als beschrijvend kunnen worden bestempeld kan het onderzoek van het onderscheidend vermogen niet beperkt worden tot dat van de bestanddelen maar dient het op het geheel betrekking te hebben (HvJEU arrest 19 april 2007, zaak Celltech, C-273/05, punten 77, 78 en 79).


19. Het woord ‘MONTE-CARLO RESORT’ bestaat uit twee woorden die elk een cognitieve inhoud hebben.

Eiseres legt uit dat ‘Monte-Carlo’ de benaming is van een bekende plaats gelegen in het Prinsdom Monaco, voorheen genaamd ‘Les Spéluges’.
Dit woord vormt derhalve een geografische aanduiding en is als zodanig beschrijvend voor de geografische herkomst. Immers, het woord ‘MONTE-CARLO’ kan niets anders beschrijven dan de plaats waar de door eiseres bedoelde waren en diensten aangeboden worden of waarvan ze afkomstig zijn. Hierbij maakt het geen verschil dat dit woord al dan niet neerkomt op een originele creatie.

Daarnaast maakt het ook geen verschil dat het woord noch rechtstreeks noch onrechtstreeks naar de waren of diensten verwijst noch naar de essentiële kenmerken ervan.


20. Het woord ‘RESORT’ dat van Engelse oorsprong is maar deel uitmaakt van de Nederlandse woordenschat betekent een ‘min of meer luxueus residentiecomplex, ondermeer voor vakantiegangers en renteniers’.

Alhoewel het woord niet in de Franse taal bestaat, toch geldt dat het ook door het Franstalige publiek in de toerisme- en vakantiesector gebruikt wordt om een eerder luxueuze verblijfplaats aan te geven (hotel of gebouwencomplex bestemd voor woning). De door het BBIE neergelegde bewijsstukken spreken hierbij boekdelen.

Daar de kennis van de Engelse taal een betrekkelijk ontwikkeld begripsniveau bij de gemiddelde consument en een meer dan gemiddeld begripsniveau bij het relevante specifieke publiek heeft bereikt, zal genoemd woord in de aangegeven betekenis worden opgevat door de zowel Franstalige als Nederlandstalige consument in het Beneluxgebied.

Bovendien komt het vaak voor dat deze consument de Engelse taal in de toerisme- en vakantiesector gaat gebruiken.


21. Genoemd woord kan dienen tot aanduiding van de geografische herkomst of de bestemming van de waren vervat in de klassen 8; 9, 21, 24 en 28 alsook van de diensten in de klassen 38, 41 en 43.
Immers, genoemde waren en diensten kunnen in een specifieke vormgeving worden aangeboden, zelfs een luxeniveau bereiken dat aan een resort eigen is.

Het woord ‘resort’ heeft dan ook een beschrijvend karakter als bedoeld in artikel 2.11.1c BVIE in de perceptie van het relevante publiek, voor de waren en diensten die in de vermelde klassen zijn vervat.


22. De globale beoordeling van het teken, in zijn geheel beschouwd, is nauwelijks anders dan die van de twee woorden, afzonderlijk beschouwd.

Immers, ten aanzien van het onderscheidend vermogen dat afgeleid wordt uit de totaalindruk dat van het teken ‘MONTE-CARLO RESORT’ kan uitgaan is geen sprake van een merkbaar verschil tussen de woorden en hun optelsom, welke volgt uit de loutere aaneenschakeling van de woorden.

Het voor de twee woorden vastgestelde beschrijvend karakter geldt bijgevolg ook voor het teken in zijn geheel.


23. Indien dit beschrijvend karakter niet voor de in klasse 11 vervatte waren kan worden aanvaard, toch is het zo dat het BBIE ertoe gehouden is de inschrijvingsaanvraag te behandelen zoals ze is ingediend.

Nu eiser niet heeft aangeboden de inschrijving in voorkomend geval te beperken tot de waren en diensten in genoemde klassen, was het BBIE verplicht de inschrijving voor alle klassen waarvoor de bescherming was gevraagd te weigeren ingeval een bepaling van het BVIE zich tegen de inschrijving voor een ervan verzette.


24. Nu het merk, in zijn geheel beschouwd, uitsluitend bestaat uit tekens die kunnen dienen tot aanduiding van de soort, de hoedanigheid of een van de kenmerken van de betrokken waren en diensten als opgesomd onder randnummer 21, verzet artikel 2.11.1c BVIE zich tegen de aangevraagde inschrijving.

Hieruit volgt dat het BBIE verplicht was de inschrijving van het merk ‘MONTE-CARLO RESORT’ voor alle door eiseres bedoelde klassen te weigeren.


25. Door eiseres wordt tevergeefs opgeworpen dat het teken MONTE-CARLO RESORT een onderscheidend vermogen heeft verkregen door het gebruik ervan en dat de inschrijving zich hierdoor opdringt.

Immers, al blijkt uit de door eiseres overgelegde stukken dat genoemd teken daadwerkelijk gebruikt wordt, en ondermeer als domeinnaam, toch wordt geen zodanig langdurig gebruik aangetoond in het Beneluxgebied dat het relevante publiek het heeft opgevat als teken dat de in de aanvraag vermelde waren en diensten identificeert als afkomstig van haar onderneming.


26. Ten slotte doet hieraan geen afbreuk dat het merk al door merkenautoriteiten in bepaalde lidstaten van de Europese Unie is ingeschreven.

Door het HvJEU is al geoordeeld dat de aanvrage om inschrijving van een gemeenschapsmerk door de bevoegde autoriteit slechts op grond van de gemeenschapsregelgeving moet worden beoordeeld en dat indien deze autoriteit in het kader van de behandeling van een aanvraag weliswaar reeds op soortgelijke aanvragen genomen beslissingen in aanmerking moet nemen en zich afvragen of er al dan niet aanleiding bestaat in dezelfde zin te beslissen, zij in geen geval door deze beslissingen gebonden is (HvJEU, beschikking 12 februari 2009, zaken C-39/08 & C-43/08, Bild digital & ZVS Zeitungsvertrieb, punten 13 en 17)


27. De vordering moet worden afgewezen.


28. Met betrekking tot de begroting van de kosten hebben partijen geen melding gemaakt van elementen die een verhoging dan wel een verlaging van het bij koninklijk besluit van 26 oktober 2007 vastgestelde basisbedrag verantwoorden.

Daar het om een geschil gaat waarvan het bedrag niet in geld waardeerbaar is, dient de rechtsplegingsvergoeding die verweerster toekomt op 1.200 euro te worden begroot.


OM DEZE REDENEN,

Het Hof,

Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken,

Rechtdoende op tegenspraak,

Ontvangt het beroep maar wijst het af;

Veroordeelt eiseres tot betaling van de gedingkosten die worden begroot op 186 euro voor haarzelf en 1.200 euro rechtsplegingsvergoeding voor verweerster.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare burgerlijke terechtzitting van de 18e kamer van het Hof van Beroep te Brussel, op 11 maart 2010

Waar aanwezig waren:
Paul BLONDEEL, Kamervoorzitter
Sabine GADEYNE, raadsheer
Eric BODSON, raadsheer
Danie VAN IMPE, griffier

* * * * *

Telephone accessibility temporarily disrupted

Read more